1967 > 1998 > 2014 De Elegasten en Laïs zingen een gedicht van Nand

Bruidsnacht

Het gedicht “Bruidsnacht” van Nand uit 1941 werd tweemaal op muziek gezet.

De Vlaamse kleinkunstgroep “De Elegasten” waren de eerste in 1969. Zij behielden de originele versie van het gedicht. Het lied bevindt zich op hun LP “De Elegasten” (zonder specifieke titel), en opent de A-zijde:

Zoals vaak werd de familienaam verkeerd gespeld…:

Hun versie vind je hier:


Ook de  Vlaamse folkgroep Laïs nam “Bruidsnacht” op voor hun eerste CD “Laïs” uit 1998, die erg succesvol was. In 2014 speelde ze hun eerste CD volledig live in de AB (Ancienne Belqique, Brussel) tijdens het “Laïs  plays ‘Laïs’ Rewind Concert”. Hieronder het nummer “Bruidsnacht” zoals toen gebracht (met ondertitels Nederlands/Engels):

De tekst in de versie van Laïs:

Zij is naar ‘t duin gegaan
Haar bruidskleed had zij aan
Baren gaan heen en weer
Sterren staan klaar

Eenzaam in doods gebied
Ontwaakt hij en hoort haar lied
Baren gaan heen en weer
Donker is ‘t tij

Hij kwam uit zee naar ‘t strand
Hij nam haar bij de hand
Baren gaan heen en weer
Sterren staan klaar

Donker duin
Donker duin
Sterren staan helder klaar
Zij rusten eeuwig
Bij elkaar

Toen in dat geurend kruid
Werd zij ‘n gekroonde bruid
Baren gaan heen en weer
Donker is ‘t tij

Hij nam haar met zich mee
Terug naar de brandende zee
Baren gaan heen en weer
Sterren staan klaar

Donker duin
Donker duin
Sterren staan helder klaar
Zij rusten eeuwig
Mm mm… Bij elkaar

Donker duin
Donker duin
Sterren staan helder klaar
Zij rusten eeuwig
Mm mm… Bij elkaar

Oorspronkelijke versie van het gedicht:

DE BRUIDSNACHT

Zij is bij nacht naar ’t duin gegaan,
haar ruischend bruidskleed had zij aan.
De baren gaan en keeren.

“Ik draag een kroon op mijn blinkend haar.,
het duin is donker, de sterren klaar.”

En eenzaam in zijn doodsch gebied,
ontwaakt hij en aanhoort haar lied.
De baren gaan en keeren.

“Draagt gij een kroon op uw blinkend haar?
Het duin is donker, de sterren klaar.”

Hij kwam uit zee naar ’t duister strand,
hij nam haar bij de bleeke hand.
De baren gaan en keeren.

“Van minne is mijn hart zoo zwaar,
het duin is donker, de sterren klaar.”

Toen, in den zeenacht, in ’t geurend kruid,
werd zij zijn gekroonde bruid.
De baren gaan en keeren.

“Het duin is donker, de sterren klaar:
wij rusten eeuwig bij elkaar.”

Hij nam haar in zijn armen mee,
en keerde terug naar de brandende zee.
De baren gaan en keeren.

Begeleidende illustratie door Nand op blz. 46:

Opmerkingen en auteurschap:

“Bruidsnacht” werd door Nand opgenomen in zijn bundel “Heervaart” uit 1941. In deze bundel bevindt zich ook het controversiële Hitlergedicht, iets wat hem op zijn proces zwaar werd aangerekend. Nand schreef hierover een verantwoording in zijn memoires, zie daarvoor de pagina “Strijd met de bezetter“. Toen ik onlangs telefonisch informatie over Nand vroeg aan Romain Vanlandschoot, auteur van de kritische en bekroonde biografie “Kapelaan Verschaeve” (1998) zei hij me: “Tja, dat gedicht kleeft als een stigma op zijn rug…”.
Toevallig verscheen de CD van Laïs en de biografie over Verschaeve in hetzelfde jaar…

Voor- en achterzijde CD “Laïs”, 1998:

In het begeleidend CD-boekje met alle teksten werd enkel de tekst van “Bruidsnacht” niet vermeld, meer nog, het bleek de tekst van een “Traditional/ Mysterious ballad”… (zie links bovenaan):

“Arr.: Laïs & Kadrill, M.: trad. Schots, T.: trad. /
WEDDING NIGHT: This mysterious ballad is about a young girl in her wedding dress, wandering in the dark dunes, longing for the sea.”

In 2004 verscheen een compilatiealbum “Documenta” (3CD) waarin “Bruidsnacht” ook was opgenomen in de afdeling “A Capella”., hier gedateerd als reeds opgenomen in 1996: “A capella 1996. The first recordings“. Onderaan rechts een verduidelijking: “A Capella recorded in C.C. Geel Belgium in 1996“.  Daar werd Nand wel als auteur vermeld, zij het… verkeerd gespeld (zie rechts bovenaan):

CD 3 “A Capella 1996”:

De a capella versie uit 1996 live in het Cultureel Centrum te Geel, de eerste die dus werd opgenomen voor Laïs het in 1998 uitbracht op CD met begeleiding,  klinkt zo:

(bij uitlezing verschijnt op het scherm als componist: “Traditional”…)

De tekst van “Bruidsnacht” werd ook opgenomen in het “Laïs Liedboek”, eveneens uit 2004 p. 56/57 (gesigneerd):

Het colofon vermeldt de tekst op p. 56 als niet van Laïs, echter zonder toewijzing:

In augustus 2000 heeft Sim éénmalig auteursrechten ontvangen,  zo schrijft ze in haar “Brieven aan Nand”: “Een verrassing kwam er met de afrekening van Sabam. ‘De Bruidsnacht’ heeft 9.000 Bfrs (= 225€) opgebracht – Het stemt me heel weemoedig dat jij het niet meemaakt”.
Hoe Laïs deze tekst op het spoor kwam is mij (voorlopig) onbekend. Misschien kenden zij de versie van “De Elegasten”?
Naast de publicatie in “Heervaart”, werd het gedicht ook opgenomen in de reeks “Vlaamse Pockets /Deltaland / Poëtisch erfdeel der Nederlanden” uit 1973, uitgegeven door “Heideland-Orbis / Hasselt”, p. 23:

(voor- en achterzijde)

“Bruidsnacht”, inhoudstafel en colofon:


Uit “Heervaart” zou Anton Van Wilderode trouwens ook het gedicht “Mijn lief staat in rijpend koren” voorlezen in zijn feestrede bij de viering van Nands 80ste verjaardag:

Mijn lief staat in rijpend koren,
de aren zijn hoog en licht;
mijn lief staat in waaiend koren
met de aren op haar gezicht

Zij grijpt naar de rijpe aren,
de aren zijn hoog en licht;
zij snoert in haar armen de aren,
en bergt erin haar gezicht.

Ik wacht bij de oude bomen,
de bomen staan in de wind;
ik hoor het geruis der bomen,
ik ben een boom in de wind.

Mijn lief roept in ’t rijpend koren,
de aren zijn hoog en licht;
lief, voelt gij in ’t waaiend koren,
mijn adem op uw gezicht?


In het archief vond ik een omwikkelde “Heervaart”, met daarop deze vermelding door Nand: “Heervaart / Niets meer publiceren dan wat  hier instaat / Het spreekkoor mag wegvallen“. O.a. de inleiding van de bundel, een portretfoto, het spreekkoor en het Hitlergedicht (te lezen op Schrijversgewijs), waren (begrijpelijkerwijze…) verwijderd. De bundel werd nooit herdrukt.

1959-1984 Sim als leerkracht

Na een tiental jaren als handelsvertegenwoordigster (1948-1959, zie deze pagina) vond Sim opnieuw werk als leerkracht (ze had al lesgegeven als beginnend leerkracht tijdens de oorlogsjaren, zie infra).

Op de pagina “Getuigenissen over Sim” zijn in het uitklapmenu verschillende interviews verzameld met collega’s en oud-leerlingen over haar jaren als leerkracht.

Uit het overzicht van haar dienstjaren blijkt dat haar eerste naoorlogse lesopdracht een interim was in de rijksmiddelbare school van Oudergem RMS (Brussel) vanaf 9 maart 1959.
Het was het begin van een hele odyssee van 12, meestal zeer korte, interims (soms niet meer dan een week) in verschillende scholen tijdens de periode 1959-1961 (in Sims handschrift), alle in het Rijksonderwijs (“RMS” = Rijksmiddelbare School):

De dienstjaren vermelden ook de 4 scholen tijdens de oorlogsjaren 1940-1944 waar Sim lesgaf: Menen, Vilvoorde, Mechelen en Hasselt. Telkens lange verplaatsingen. In Menen en Hasselt verbleef Sim toen op kamers  (zie verder).

Pas in 1961 kwam ze terecht in de school waar ze zou lesgeven tot haar pensionering en waar ze ook benoemd werd: het Maria-Assumptalyceum te Laken.

De beslissingen tot aanstelling voor de vele interims gebeurden steeds per telegram (alle zijn bewaard) en werden verstuurd door A. Meys, die toen directeur was bij het bestuur van ‘het middelbaar en normaalonderwijs’.” . Een voorbeeld van zo’n telegram (gericht aan “Vercnacke-Wolfs”!) toont dat Sim ad interim werd aangesteld te… Blankenberge, op zo’n 130 km van haar woonplaats (Weerde) – met verkeerd gespelde familienaam! Gelukkig heeft Sim dit kunnen afwimpelen (ze schreef erbij: “Geweigerd”).

En soms moest zo’n interim “onmiddellijk”… :

De naoorlogse loopbaan van Sim in het onderwijs verliep in het begin hortend en stotend, in het archief zijn talloze briefwisselingen bewaard aan bekende en minder bekende personen tot voorspraak om haar toch een betrekking te bezorgen. Zowel Nand als Sim deden beroep op hun (meestal vooroorlogse) contacten om “een goed woordje” te doen. Gezien hun verleden was dit voor hen begrijpelijk, de onzekerheid over een inkomen legde een grote druk op het gezin. Daarenboven moest nog een schuld afbetaald worden aan de Belgische Staat omwille van hun veroordeling (zie opmerking ‘sequester’ onderaan deze pagina).

Een selectie als voorbeeld.

Haar eerste aanstelling in maart 1959 te Oudergem kwam er o.a. na een schrijven aan Gaston Eyskens, toen Eerste Minister, die beloofde voor haar een goed woordje te doen, deze brief van hem is gericht aan R. Lambert. Dat was een oom van Sim, directeur van het Leuvense Kerkhof en later stadsgids van Leuven. Hij was een zoon van een zus van Sims moeder en kende Eyskens persoonlijk (zie de pagina “Interview met Sim over familie“):

Eerste brief van 23 maart 1959:

“Waarde Heer, Ik houd eraan U te laten weten dat ik niet heb nagelaten de zeer welwillende aandacht van de Heer Minister van Openbaar Onderwijs te vestigen op het geval van Mevr. Vercnocke-Wolfs. Ik hoop dat mijn tussenkomst zal mogen bijdragen tot het bijdragen van een goede uitslag en zal U ten gepasten tijde kennis geven van het nieuws dat ik omtrent deze zaak zal mogen vernemen. Met hoogachting (handtekening).”

Een jaar later, op 20 januari 1960,  volgt een tweede brief van Eyskens, ditmaal gericht aan Sim zelf:

“Mevrouw, Ik ontving goed uw brief van 15 januari jl. waarbij U om mijn steun verzoekt in verband met  uw kandidatuur voor de openstaande plaats van letterkundig regentes in de Rijksmiddelbare school te Oudergem. Ingaande op uw verzoek heb ik niet nagelaten andermaal de gans bijzondere aandacht van de Heer Minister van Openbaar Onderwijs op uw geval te vestigen. Ik heb tevens bij mijn Collega aangedrongen op de mogelijkheid om U in de bedoelde betrekking te benoemen met bijzondere welwillendheid zou worden onderzocht. Ik zal er verder zorg voor dragen U op de hoogte te houden van het gevolg dat aan mijn nieuwe interventie zal worden gegeven. Hoogachten (handtekening).”

In deze tweede brief, gedateerd op 20 januari 1960, verwijst Eyskens naar de school in Oudergem, hoewel uit Sims zelfgeschreven nota met “Dienstjaren” (zie hierboven) blijkt dat ze daar lesgaf van 9 maart 1959 tot 21 maart 1959. Misschien een wens van Sim om daar definitief aangesteld te worden?

Een bijkomend probleem was Sim haar diploma, dat ze behaalde via het ‘vrije’ (dus katholieke) net. Dat bemoeilijkte de zaken soms. Hier een brief van Nand aan Joseph Custers, die toen minister van Volksgezondheid en Gezin was (CVP) in de regering Lefèvre van 1961 tot 1965. Nand spreekt hem aan als “Achtbare  Vriend”, omdat hij hem nog kende uit zijn Leuvense studententijd. Custers was na de oorlog ook getroffen door de repressie (zie de link op zijn naam). Blijkbaar was het niet de eerste keer dat Nand op hem een beroep deed, getuige: “Mag ik (…) nogmaals…”, want hij had zijn studiegenoot ook al te hulp geroepen wegens de gevolgen van zijn gevangenschap:

“Excellentie, Achtbare Vriend, Mag ik, onze vroegere vriendschapsbanden inroepend, nogmaals uw bereidwilligheid een beroep doen. Ditmaan is het niet voor mij persoonlijk, mijn zaak zit in een (juridisch) slop, (de commissie voor het sekwester heeft toch eindelijk mijn geval tot zich getrokken). Het geldt ditmaal mijn vrouw, die als regentes een aanstelling poogt te krijgen in het officieel onderwijs. Zij wordt rijkelijk met interims bedacht, waar zij zich met werkelijk schitterende referenties van kwijt (zie bijlagen)… maar zij heeft een “vrij” diploma. Nu staan toch de zaken zo dat zij op het kabinet van Onderwijs een kans zou hebben om te Grimbergen aangesteld te worden, als aldaar een aanbevelingsschrijven toekwam van een Kath. Minister die niet de Heer Van Elslande mag zijn. Zo werd ons van bevoegde zijde bericht.
Wij hopen ten zeerste dat U dat (sic) een dergelijk gebaar U mogelijk zal zijn. Na al die jaren begint dat getroffen zijn zwaar te wegen. Mocht U verdere inlichtingen nodig achten, dan zij wij gaarne bereid op een door U te bepalen uur persoonlijk te woord te staan (sic). Met de verzekering van onze bijzondere achting; F.V.”

Deze brief dateert van 24 september 1961. Uit Sims “Dienstjaren” hierboven blijkt dat ze haar 16de (!) en laatste interim bekwam in Grimbergen, van 4 tot 14 september 1961. Nand schreef deze brief dus na de beëindiging van deze lesopdracht, in de hoop een “aanstelling” te bekomen. Bedoeld wordt: een vaste aanstelling die zou kunnen leiden tot een benoeming (zie ook de verwijzing hiernaar in de tweede brief van Gaston Eyskens).
Verder heeft Nand het over minister Van Elslande, die was toen minister van Cultuur en adjunct voor Nationale Opvoeding. Nand had blijkbaar de raad gekregen van niet rechtstreeks via hem te gaan.

Custers antwoordde Nand dat hij het verzoek had doorgespeeld naar zijn collega Victor Larock, in dezelfde regering Minister Van Onderwijs (socialistisch, en actief in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog…). Hij antwoordt zeer vriendelijk.
De twee brieven samengevoegd:

Antwoord Custers:

“In gevolge mijn aanbeveling bij mijn Collega, de Heer Minister van Nationale Opvoeding en Kultuur, van uw echtgenote, die zich kandidaat stelt voor een betrekking bij het Rijksonderwijs, mocht ik bijgaand voorlopig antwoord ontvangen. Ik wens er U goede ontvangst van en laat niet na U verder te berichten zo me enig nieuws toekomt. Hoogachten, Uw dw. (handtekening).”

Het antwoord van minister Larock aan ‘collega’ Custers:

“Waarde Collega, Betreft: Mevrouw Simone Vercnocke-Wolfs, die een betrekking van regentes letterkunde in het Rijksonderwijs solliciteert. Ik bericht U de goede ontvangst van uw aanbeveling en zal niet nalaten ervoor te waken dat de titels en de verdiensten van de door U gesteunde kandidate met bijzondere aandacht worden onderzocht. Inmiddels verblijf ik, waarde Collega, Uw dienstwillige (handtekening).”

Op 17 oktober 1961 vond Sim werk in de school waar ze tot aan haar pensioen in 1984 zou blijven lesgeven: het Maria-Assumptalyceum te Laken, zoals blijkt uit dit document van 1 september 1963 “Overeenkomst voor een gewone loopbaan”:

Haar vaste benoeming op deze school volgde op 1 september 1964, toevallig het jaar waarin Nand eerherstel kreeg…

In 1984 ging Sim met pensioen. Om haar pensioendossier in orde te krijgen moest ze alle scholen waar ze ooit les had gegeven aanschrijven om officiële bewijzen daarvan te verzamelen (ook de scholen tijdens de oorlogsjaren). Een hele klus, het kostte haar maanden. Zelfs de pensioendienst (Brussel, Zuidertoren) raakte soms het spoor bijster. In het archief getuigen de vele brieven en getuigschriften van dit intensieve zoeken, dat een ware calvarietocht werd voor Sim. Zelfs tot na haar pensionering: want aanvankelijk bleek dat het bedrag dat haar werd uitbetaald niet overeenstemde met de geleverde prestaties.
Tevens wordt duidelijk dat Sim gedurende haar hele loopbaan (en bij uitbreiding: haar hele leven!) elk belangrijk officieel document bijhield en netjes chronologisch ordende, wat haar vaak hielp bij betwistingen.

Getuigenissen over haar loopbaan van collega’s en oud-leerlingen zijn verzameld op deze pagina.

Hieronder beeldimpressies over haar loopbaan als leerkracht.


Foto- en filmgalerij:

Scholen tijdens oorlogsjaren 1940-1944 (zie “Dienstjaren” hierboven)

1940, 10 april: Telegram dat Sims eerste aanstelling als leerkracht bevestigt in de “Rijksmiddelbare jongenschool Meenen”, enkele weken later bezette Duitsland België en moest ze hals over kop naar huis, per trein, tegen de stroom in van vluchtelingen… (zie de pagina “Mei 1940: Het Dorp aan de Wingerbeek – de Duitse inval“).

1940: Sims klaslokaal in Menen:

1942-1944 RMS Hasselt: Sim verblijft er op kamers. Op de foto voor een bord met muzieklijnen: Sim speelde ook piano, zong en kon muziek partituren lezen. Sim vertelt hier over de gunstige getuigenverklaring van haar huisbazin en haar twee zonen die aangesloten waren bij het verzet.
Het was Filip De Pillecyn die, in 1941 benoemd als algemeen bestuurder onderwijs, in 1942 zijn fiat gaf over deze aanstelling. Zie hierover: “Sim en Filip De Pillecyn“.

1943-1944 RMS Hasselt: inspectierapport Sim

Maria Assumptalyceum 1961-1984

1962 Sim zittend rechts:

1963, 8 juni: Eerste steenlegging van het nieuwe schoolgebouw, Sim met hoed:

1964 Sim in de klas (er was geen uniform maar de meisjes moesten wel allen dezelfde nylon schort dragen). Sim gaf toen Nederlands: sommige leerlingen hebben het boek geopend op een pagina met een foto van Ernest Claes. Er hangen ook foto’s op van auteurs, maar te onduidelijk om te onderscheiden (midden links: Stijn Streuvels? Guido Gezelle?). Prominent in de hoek een “Gatenplant” (Monsterosa Deliciosa), Sim had er thuis ook enkele. Aan de muur twee schilderijen van Nand (links een polderlandschap) en twee koperen schotels die Sim nog bewaarde uit het ouderlijk huis te Sint-Joris-Winge en haar zeer dierbaar waren (zie onder deze foto):

De twee koperen schotels (nog steeds in familiebezit), motto’s van Sim: “Een gullen lach / Voor elken dag”, “Vroeg begonnen / Veel gewonnen” (met een zaaiende landbouwer):

 

1965: Film 8mm, 5 min. (zonder geluid, camera: Sim): leerlingen op bezoek bij Sim thuis (Weerde):

1965 Leerkrachten aan de ingang van de school, Sim uiterst rechts:

1965 Leerkachten met directrice Zuster Innocentia in het midden. Sim zittend 2de van rechts, links naast haar Gaby, met wie ze in 1971 de schoolreis zou gidsen naar Griekenland:

1971 Film 8mm, 20 min. (zonder geluid, camera: Sim en Gaby): schoolreis naar Griekenland. De groep bestond uit 40 personen: 38 leerlingen (5de en 6de jaars) en 2 begeleidende leerkrachten: Gaby en Sim. Deze leerlingen hadden in hun 2de en 3de jaar bij Sim les gevolgd. Gaby was hun huidige leerkracht Duits. Ter plaatse sloot ook nog een gids aan. De reis gebeurde met het reisagentschap “Fratelzon” via een vliegtuigcharter. Ook Sims dochter die aan dezelfde school les volgde naam deel.

1971 Griekenlandreis: Akropolis

1971 Griekenlandreis: Stadion van Delphi. Aanschouwelijk onderwijs: Sim als ‘winnares’ van de loopwedstrijd op de Pythische Spelen! :

1971 Griekenlandreis: groepsfoto in het Delphi Stadion, Sim links vooraan met donkere bril, Gaby (midden)  met zonnehoed en gids in de hand. 2de links van Gaby: Veerle, zus van Kristien Hemmerechts en 10de van rechts, zittend net voor de hoogste rij, Goedele, dochter van Sim:

Filmfragment Delphi Stadion dat de twee bovenstaande foto’s bewegend maakt:

Panoramafoto van het Delphi Stadion. Sim vertrok  op de stenen startlijn. De groepsfoto is rechts vooraan getrokken op de tribune:

(foto © @BHFieldSchool)

ca 1978 klasfoto op de speelplaats van de school

1979 + 1980, juni: Film 8mm, 17 min. (camera: Sim, zonder geluid): Personeelsfeest van de school ten huize Gaby & Sim: “Gabsim” (Weerde) viering einde schooljaar:

Inschrijvingslijst voor de “Gabsim” ad valvas in de school, 26 juni 1979. Sim schreef de rijmende uitnodiging, een collega maakte de poster:

1983 Film 8mm, 3 min. (camera: Sim, zonder geluid) leerlingen 3de jaar op bezoek ten huize Sim (Weerde):

1984 Film 8mm, 10 min. (camera: Sim, zonder geluid): Schoolreis Firenze, Italië. De reis vond plaats van donderdag 12 april tot en met woensdag 18 april. De groep bestond uit 43 personen: 37 leerlingen (laatstejaars) en 6 begeleidende leerkrachten, waaronder Sim. Zij had aan deze leerlingen les gegeven toen zij hun 2de en 3de jaar volgden. Het vertrek met de bus gebeurt aan de trappen bij de ingang van de school:

1984 Pensionering, alle personeel en directie, Sim vooraan in het wit:

1984: Speech Sim bij haar afscheid aan de school:


1983-1984 Laatste schooljaar voor pensionering. Inkijk in de schoolagenda van Sim van dat “afscheidsjaar”.

Links: titelblad, rechts de gebruikte handboeken in het 2de en 3de jaar:

Sims (laatste) lesrooster. 20 lesuren Geschiedenis in alle 2de en 3de jaars ASO (Latijnse en Moderne humaniora) en 1 lesuur “Wacht” (W), om in te springen bij ziekte of afwezigheid van een collega. De cijfers naast de klassen verwijzen naar de nummers van de klaslokalen.

De eerste lesdagen in september: In de 2de jaars werd de Romeinse tijd bestudeerd, in de 3de jaars de Middeleeuwen. En al meteen enkele overhoringen:

Links: periode van de proefwerken in april, met vermelding van de reis naar Firenze (zie hoger). Rechts: Sims laatste lesuren in juni voor het begin van de examens: herhalingslessen en tot slot het klaarmaken van het lokaal in “examensetting”. En dan: “Einde!”.

 

Bedankingskaartjes leerlingen bij afscheid:

3de Moderne:

Naast de (nu nog steeds) bekende spreekwoorden en uitdrukkingen, ook enkele unieke. Een selectie:

Ondanks de gemene streken, gemengde oh sorry, gemeende groeten van 3MD”
“Ik hoorde U zo vertellen over ‘Alea iacta est’ alsof het nu nog echt gebeurde!”
“Je bent een prachtexemplaar!”
“U als kathedraal moet met steunberen, losse bogen en al, gesteund worden.”
“Hier haast ik mij dan langzaam door de Middeleeuwen heen en zeg U: Dank U”
“Dank u voor het voorbije jaar. Vale (Latijn). Je ziet dat ik nog iets geleerd heb.”

3de Latijnse:

“Vale Simona! Amamus te. Utinam te revideamus. Tibi gratias agimus. Vale!”


Zowel Nand als Sim hadden een schuld af te betalen aan de Belgische Staat, zij stonden “onder sequester”.

Uit: Luc Huyse & Steven Dhondt, Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België, 1942-1952, Kritak, Leuven 1991:

““Een categorie apart is het sequester*. Strikt genomen was dat geen sanctie maar een preventieve maatregel die de uitvoering van de vermogens-straffen en van de schadevergoedingen moest verzekeren. De goederen van verdachten werden daartoe onder een stelsel van dwangbeheer gebracht tot het strafgeding beëindigd was en, bij veroordeling, tot aan alle geldelijke verplichtingen jegens de Belgische Staat voldaan was. Ook deze maatregel riep tal van juridische problemen in het leven: bijvoorbeeld over de rechtspositie van de gesequestreerde en over zijn handelingsbekwaamheid. Er werden 15.134 sequesterdossiers geopend.”

1950-2010 Sim: auto’s

(een leuke “auto-anekdote” uit 1933 staat onderaan, mét de stem van Sim)

De vroegste autofoto’s zijn deze van Sim op een uitje, Pasen 1948, met een bevriend koppel in een cabrio (een Lancia Aprilia Cabriolet uit het atelier van Ludwig Weinberger, München, bouwjaar 1937/1939 ) waarvan maar enkele gemaakt zijn. Ze reed toen nog niet zelf, dat zou pas een jaar later gebeuren.

Hier een oorspronkelijk model:

Wanneer Sim haar eerste eigen auto aanschafte komen we te weten in het interview dat ik van haar afnam in 1993. Toen ze eind december 1947 na een jaar vrijkwam uit het interneringscentrum te Vorst vond ze na een tijdje werk als reizend vertegenwoordigster voor de firma “Van Loo Biscuits & Chocolade”. Dat vereiste een rijbewijs. Het was de directeur van de firma die Sim in 1949 leerde autorijden “in een klein Fiatje” van de firma, waarmee ze de eerste tijd rondreed. Daarna kocht ze een eerste auto die ze afbetaalde. Dat was een VW-kever.
Hier haar relaas over haar prille rijervaringen, bij haar eerste reis kon ze nog niet achteruit rijden!

“Het kleine Fiatje, een bolhoedje” van de firma zal waarschijnlijk een Fiat 500 (“Topolino”) geweest zijn (geproduceerd tussen 1936 en 1955) waarmee Sim aanvankelijk rondreed.:

Haar eerste eigen auto was een Volkswagen Kever. Later zouden er nog verschillende volgen. De Kever komt regelmatig aan bod in de liefdesbrieven. Er bestaan enkel zwart-wit foto’s van, maar in liefdesbrief nr. 14 van 1 september 1950 schrijft Sim aan Nand:

“Tegen 10 september heb ik de nieuwe wagen (groene kleur) ‘k verkoos “wijnrood” maar ook thuis kregen ze een woordje mee te praten!”

1951 voor het huis waar Nand woonde te Gistel:

Een onderhoudsrekening voor de auto uit 1951. De factuur staat op naam van Sims zus. Dat had waarschijnlijk te maken met het feit dat Sim, gezien haar veroordeling, onder ‘sekwester’ stond, d.w.z. een schuld moest terugbetalen aan de Belgische Staat. Op die manier kon geen beslag gelegd worden…

Tijdens de verlovingstijd heeft Sim geprobeerd Nand het autorijden aan te leren, maar tevergeefs… hij was te bang!
In zijn woorden: “éénmaal, maar nooit meer!”
Nand zou altijd passagier blijven.

1952 Met Truda (rechts) de huishoudhulp, die oud-leerling was van Sim:

1956 Filmfragment (8mm) waarin Sims VW kever figureert (opname door Sim) tijdens de vakantie (juli) in “De Haan aan Zee”, Residentie “Littoral” (nu afgebroken):

In totaal zou Sim 5 VW Kevers ‘verslijten’ op 14 jaar (zonder ongelukken) omdat ze zoveel reisde voor haar werk en dus “heel wat kilometers” maakte.

1964 Borgward Isabella Coupé (een sportwagen, overgenomen van haar broer)

Sims moeder en zus, foto getrokken door haar broer:

Toen Sim de wagen overnam was hij wit geschilderd:

De  auto bood slechts comfortabel plaats aan twee volwassenen, op de achterbank konden de kinderen nog net plaatsnemen “als in een sardienenblikje”. Vaak wilden de versnellingen (aan het stuur) niet mee, wat een hels gekraak veroorzaakte…
Op cruciale ogenblikken vertikte de wagen soms te starten, met veel gevloek en getier tot gevolg…

Vakantie-uitstap naar Walcheren, aanschuiven voor de veerboot (1964):

Vergelijkbaar model (met converteerbaar dak):

Na de Borgward besliste Sim een grotere en zwaardere wagen te kopen, en vierdeurs, in de eerste plaats om Nand ter wille te zijn, die voldoende (been)ruimte en comfort wou.

1968 Mercedes 190

De wagen werd aangekocht als “directiewagen”, maar bleek na aankoop al betrokken geweest bij een ongeval… Na een lange lijdensweg kreeg Sim alsnog een gedeelte van de aankoopprijs terugbetaald. Kort daarna ging de dealer failliet, het bleek niet zijn eerste bedrog!

Damme, 1970:

Vertrek naar de luchthaven om te vertrekken op schoolreis naar Griekenland (1974):

Vergelijkbaar model:

1975 Toyota Crown (bijgenaamd “de tank”!):

Ikzelf die de auto inlaadt voor het vertek naar vakantie aan zee vanuit Weerde (1980). Nand komt even kijken naar mijn “werkzaamheden” (Sim filmt)…:

Vergelijkbaar model:

1991 Toyota Carina II

Sims laatste auto, ze zou er mee rijden tot 2010, ze was toen 91. Ze voelde zich niet zeker meer achter het stuur. Het was een moeilijke beslissing, omdat ze besefte dat ze nu een stukje vrijheid en ongebondenheid kwijtspeelde… En dat verdroot haar zeer, in haar eigen woorden: “Ik voel me geamputeerd…“..

Sim neemt afscheid van haar wagen, een ontroerend beeld:

Kilometerstand van de Carina II bij het afscheid: 145.271 na 19 jaar… De laatste jaren reed Sim slechts een 1000 km per jaar.

In haar meer dan 60 jaren als chauffeur had Sim slechts een tweetal ongelukken, telkens met lichte schade.


Anekdote:

In 1933 mocht Sim, toen 13, mee in de Ford van haar oom Albert: ze reden naar Banneux, waar op dat ogenblik de Maria-verschijningen plaatsvonden.  In het interview dat ik van Sim afnam in 1993 bij het bladeren door rouwprentjes van de familie vertelt ze over “haren nonkel” Constant-Albert Crabbé en zijn auto’s, vaak maakte hij grote reizen, bv naar Amerika, vandaar “mon oncle d’Amerique”, en er is ook een ongelukkige liefde…

 

Constant-Albert Crabbé (18 november 1883 – 12 maart 1936) verongelukt met zijn auto op de Leuvense Steenweg te Veltem-Beisem, alle vier inzittenden op slag dood. Broer van Sims moeder.

     

Hier doet Sim het verhaal over deze man (interview 1993), de broer van haar moeder en peter van haar broer (uit het hoofd draagt ze ook het gedicht voor dat haar broer toen voor zijn peter schreef) en brengt hem zo even opnieuw tot leven:

(Over hem als “jachtopkoper” schrijft Sim ook in “Het Dorp aan de Wingerbeek” manuscript pagina XV / 15)

Dat het ongeluk van haar oom een diepe en blijvende indruk naliet bewijst deze opmerking van Sim in haar dagboek van 12 maart 2010 (= 74 jaar later!):

“1936 Oom Bert verongelukt in Veltem Beysem. Ik was in Heverlee en Pa kwam mij halen – Een trieste herinnering en toch geen benauwenis”.

80 jaar later, in 2013, bezocht ik met Sim, opnieuw Banneux, voor haar (en voor mij) een emotioneel moment. We hebben dan samen enkele kaarsjes gebrand aan het heiligdom voor de familie.

1950-1989 Nand: Schilderkunst

Vernissage Nand 1987, Abdij Grimbergen:

Handtekening op doek (olieverf):


1969-1970 (zie DBNL tijdschrift “Vlaanderen”, jaargang 1970 p. 344):

“Tijdens het seizoen 1969-1970 stelde Ferdinand Vercnocke zijn schilderwerk tentoon te Keerbergen (zaal Bloemendaal), te Brussel (V.T.B.-studio Rik Wouters) en in het Rogiercentrum, zaal Descartes (Kunst in Europa). Enkele van zijn marines werden geselekteerd voor de finale groepstentoonstelling in het Stadsmuseum van Luik.”

Bezoek van (toen nog Prinses) Paola, tentoonstelling Europese Kunstenaars, Brussel:


OVERZICHT (niet volledig)

Alle schilderijen hieronder: olie op doek, tenzij anders vermeld. De collectie omvat een 300-tal schilderijen, slechts een 80-tal is nog in familiebezit.  Onderstaande afbeeldingen ook van verkochte doeken. Sommige foto’s van mindere kwaliteit, omdat het kopieën zijn van soms kleine, gefotografeerde originelen. Ook de kleuren zijn soms niet in overeenstemming met het origineel…

1950-1960 (te donkere foto’s)

Strand (100x80cm)

Polder (80x100cm)

Polderhoeve (80x60cm)

(80x60cm)

(80x60cm)

Zwin (100x80cm)

Staketsel (60x100cm)

Veerman (110×75)

Houthakker (100x80cm)

Boeteprocessie (120x80cm)

Boeteprocessie (2) (120x80cm)

Praalgraf (120x80cm, olie op hout)

Karel De Stoute (Praalgraf) (olie op hout 120x80cm)

Antwerpen Steen (80x60cm)

Poldermolen (80x60cm)

Magog (120x80cm, betekenis zie: “Gog en Magog“, enkel zwart/wit kopie gevonden)

1962

Kerstgedachte (80x60cm)

Madonna (80x60cm)

Ruimtetijdperk (80x70cm)

Charlemagne (60x40cm)

Branding (100x80cm)

1964

(Vier Ruiters van de) Apocalyps (120x100cm)

1965

Vliegenier (100x80cm)

1967

Marine (100x80cm)

 

1970

Sint-Hubertus (100x80cm)

1972

Geboorte (Putto) (80x60cm)

Putto (2) 80x60cm)

1975-1985

Mens onder de mensen (100x80cm)

Landing op Mars (100x80cm)

Astronaut (100x80cm)

Hiroshima (100x80cm)

Contestatie (100x80cm)

Marine (80x60cm)

Vloed (80x50cm)

Branding (100x80cm)

(80x60cm)

Sint-Michiel (Brussel) (120x80cm, olie op hout)

Staketsel (80x60cm, olie op hout)

Paaseiland (Moai) (80x60cm)

De Judaskus (100x80cm)

(Man van) Belfort (Brugge) (80x60cm)

Man van het Westen (Belfort 2) (80x60cm)

Man van Belfort (3) (80x60cm)

Toetanchamon (80x60cm)

Heilige Goedele (Brussel) (120x80cm)

Sint-Michiel (2) (100x80cm)

Herakles (80x60cm)

Pax Tibi (100x80cm)

Assyrië “Persepolis” (100x80cm)

Assyrië (100x80cm)

Assyrië / Faravahar Ahura Mazda “Nirwana” (100x80cm)

(Assyrië) 100x80cm)

(Peter Paul) Rubens (100x80cm)

Het Schegbeeld (100x80cm)

Het Schegbeeld (2) 100x80cm)

Muur (100x80cm)

Sloep (100x80cm)

Damme (80x60cm)

Zeewijding in Venetië (100x80cm)

Echnaton (80x60cm)

Echnaton (80x60cm)

Charlemagne (80x60cm)

(Giordano) Bruno (100x80cm)

Giordano Bruno (100x80cm)

Maskers (100x80cm)

Viking (100x80cm)

Vlieger (100x80cm)

Sinterklaas ontheemd (100x80cm)

Pegasos (80x60cm)

Seraf (80x60cm)

Divina CommediaUta / Dante / Béatrice) (100x80cm)

Uta (80x60cm)

(80x60cm)

Bach – Beatles (100x80cm)

Beethoven – Nirvana (100x80cm)

Buccentaur (100x80cm)

Golfbreker (100x80cm) (Stadhuis Zemst)

Kust (100x60cm)

Marine (100x80cm)

Zonneruiter (100x80cm)

Winterhoeve (80x60cm

Prometheus (100x80cm)

Prometheus Geboeid (100x80cm)

Copernicus (100x80cm)

Stilleven (80x60cm)

Golfbreker (100x80cm)

Stilleven (80 x 60cm)

Christos (100x80cm) (Priester-Arbeider)

Golgotha (100x80cm)

Masker (100x80cm)

Ridder (100x80cm)

Overleven (Egyptisch zelfportret) (80x60cm)

Charlemagne / Zelfportret(80x60cm)

Zelfportret (80x60cm)

1948 Sim als zangeres en actrice

ALS ZANGERES

“Posa la mano sul mio core, mio tenero amore…”


Inleidend muziekje uit 1936 om de sfeer te scheppen …

“Vrouwen zijn het mooist in ons leven” (“Frauen  sind so schön wenn sie lieben”, 1936 – Tango)

Hier en daar wijkt de Nederlandse tekst af van het Duitse origineel (“von ihren lokkend süßen Küssen” wordt bv. “en ze allemaal vergeten” en “Ja, sie strahlen wie Sterne, denn Liebe verschönt ihre Züge, man verzeiht ihnen gerne, denn Liebe verschönt manche Lüge” wordt: “Voor de liefde der vrouwen verloor een man zijne zinnen, en eenmaal na het trouwen wilt hij opnieuw gaan beginnen). De identiteit van de vertaler/vertaalster  werd nog niet gevonden.

Eerste strofe (tweede strofe: zie partituur):

Ik zei meermaals reeds:“Nu is ’t voorbij,
‘k Wil van de vrouwen niets meer weten.
En ze allemaal vergeten,
Nooit was een enk’le vrouw me trouw.”
En trots dien eed, is ’t onmog’lijk
‘k Blijf minnen tot ik ben versleten.
Want er is op de aard niet eene man,
Die toch zonder liefde kan.
Vrouwen, zijn het mooist in ons leven,
Heeft een Dichter geschreven,
Dat is werkelijk waar.
Vrouwen, zijn het mooist in ons leven,
Waar wij alles voor geven,
Alleen uit liefde voor haar.
Voor de liefde der vrouwen
Verloor een man zijne zinnen,
En eenmaal na het trouwen
Wilt hij opnieuw gaan beginnen.
Ich schwur mir zu: Nun ist’s vorbei!
ich will von Frauen nichts mehr wissen,
von ihren lokken süßen Küssen,
denn keine einz’ge war mir treu.
Aber schon bald sach ich es ein:
Man kann sie leider doch nicht missen!
Denn sicht eine Frau so zärtlich uns an,
dan widersteht doch kein Man!
Frauen sind so schön, wenn sie lieben,
hat ein Dichter geschrieben,
und das hören sie gern!
Frauen sins so schön, wenn sie küssen,
und weil alles dies wissen,
darum küssen sie gern.
Ja, sie strahlen wie Sterne,
denn Liebe verschönt ihre Züge;
man verzeiht ihnen gerne,
denn Liebe verschönt manche Lüge.

 

Een Duitse versie die de partituur trouw volgt, gezongen door Henry De Winter (°1959), een hedendaagse zanger die zich specialiseert in de muziek van de 20er, 30er en 40er jaren:


Het is pas na het ontrafelen van Sims archief dat bleek wat ze opgaf na haar huwelijk met Nand. Het is alsof er een tijdscapsule wordt geopend die  een periode openbaart waar Sim bijna nooit over sprak. En als ze dat toch deed was dat, ietwat schamper lachend, als: “mijn jeugdzonden”.
Over het waarom daarvan en de contrasten met het dramatische wereldgebeuren in die tijd wordt dieper ingegaan op de pagina X.

De merkwaardigste vondst was een muzieknotatie schrift uit 1934, Sim was toen 14. Op de eerste bladzijde: een lied op tekst van haar broer (“Opsteller”) voor de plaatselijke voetbalclub”Winghe Vooruit!” waar zij de muziek voor componeerde én noteerde, gedateerd: 4 Maart 1934. Op de titelbladzijde is, niet verwonderlijk, “Cahier de Musique” doorstreept voor “Muziek Schrift”:

Als puber maakte ik ooit een geluidsopname van een zingende Sim (Kerst 1970), in de doos dook haar zelf uitgeschreven partituur van dit liedje op. Het betreft “Wer einmal verliebt war”, dat Sim toen uit het hoofd zong. Het gebeurde niet vaak, maar het was altijd een belevenis. Zie verder op deze pagina een filmpje van een zingende Zarah Leander, dat geeft een idee van Sims “performances”.

Opname Sim 1970 (je kan de tekst volgen door op de partituur te klikken):

Het lied dateert van 1934, een Engelse Wals (Gerhard Mohr/ Ewald Walter), hier gezongen door Walter van Lennep en het dansorkest van Fritz Domina:


Er is een hele doos met partituren en liedjesverzamelingen, evenals boeken over pianolessen. Bijna alles is getekend met haar naam en woonplaats: ‘Sint-Joris-Winge’. Daarenboven vertonen vele boeken en partituren sporen van intensief gebruik, er werd dus vaak gespeeld en gezongen. Sommige partituren zijn op verstevigend karton geplakt om mooi recht te staan op standaard of piano tijdens het spelen en/of zingen.

Een, ietwat wazige, foto van Finneke, Sims zus  aan de piano thuis in Sint-Joris-Winge in 1939, herkenbaar omwille van haar specifieke jurk:

(Op de piano het (opengevouwde) rouwprentje van de verongelukte Oom Albert, links daarvan de trouwfoto van Sims ouders. Achter Finneke waarschijnlijk Sim, luisterend met een foto-album in de hand, tenzij zijzelf de fotograaf is.)

De partituren schetsen een goed beeld van Sims wereld voor ze Nand leert kennen, een wereld die bol staat van romantiek en “Weltschmerz” als we de titels doornemen. Het is iets dat we ook terugvinden in Sims “Celdagboeken” uit 1944 en later in haar “Brieven aan Nand” (1989-2007): telkens als ze een film terugziet met de liedjes uit die jaren vloeien de tranen.

De verzameling is zeer omvangrijk. Heel wat Duitse liederen, maar ook Franse, Italiaanse, Nederlandse, Vlaamse en Engelse songs vaak gezongen door de sterren van toen: Marika Rökk, Zarah Leander, Tino Rossi, Rina Ketty, Maurice Chevalier, etc., naast liedjes die op zichzelf bekend zijn zonder daarom specifiek met een zanger of zangeres verbonden te zijn, bv. “M’n Tante Veronika, een nieuwe wereldschlager” (1936/1938):

1938: Willy Derby zingt “M’n Tante Veronika” (de Nederlandse tekst wijkt af van de “Vlaamsche”):

Er zijn een hondertal tweebladige partituren (24x18cm), vaak met een lied uit een zeemzoete film. De voorkant meestal met titel, zanger/zangeres of een scène uit de film en de vertaler(s). Op de achterzijde vermeldt de verdeler een lijst met beschikbare titels. De partituren zijn te dateren tussen 1936 en 1943. De “jongste” dateert van oktober 1949.

Twee lijsten met titels die de sfeer scheppen. Naast de titel ook het type: tango, wals, fox-trot, etc. De meeste vermelde partituren had Sim in bezit.:

Sommige liedjes werden vertaald om in het Nederlands én Frans gezongen te worden, bv deze “Etoile de Rio”/”Ster van Rio”, oorspronkelijk een Duitse film “Stern von Rio”:

De filmliedjes komen vaak uit UFA-films en vermelden “Deze uitgave mag alleen in België verkocht worden”. De UFA studio, gesticht in 1917, was de belangrijkste in Duitsland. Na de nationaal-socialistische machtsovername werd de studio een krachtig propagandamiddel (bv. met de wekelijkse ‘Deutsche Wochenschau”, die ook in de bezette gebieden getoond werd).

Enkele voorbeelden van partituren:

Marika Rökk (1913-2004): “Ik wil toch zoo gaarne” (Hab mich lieb), “Als de lente komt” (Wenn es Frühling wird), “Niets als muziek! muziek! muziek!” (Ich brauche keine millionen), “Zoo schoon als nu, zoo moet het blijven” (So schön wie heut’ so müss es bleiben):

Marika Rökk zingt “Ich brauche keine millionen” in de film “Hallo Janine” , 1939:

Zarah Leander(1907-1981): “Waarvoor om liefde weenen” en “Kan de liefde zonde zijn?” (1938):

Binnenblad van “Kan de liefde zonde zijn?”:

Zarah Leander zingt “Kann die Liebe Sunde sein?”, een voorbeeld waar Sim zich aan spiegelde:


Kann die Liebe Sünde sein?
Darf es niemand wissen
Wenn man sich küsst
Wenn man einmal alles vergisst
Vor Glück?
Kann das wirklich Sünde sein
Wenn man immerzu an einen nur denkt
Wenn man einmal alles ihm schenkt
Vor Glück?
Niemals werde ich bereuen
Was ich tat
Und was aus Liebe geschah
Das müsst ihr mir schon verzeihen
Dazu ist sie ja da
Liebe kann nicht Sünde sein
Auch wenn sie es wär’
So wär’s mir egal
Lieber will ich sündigen mal
Als ohne Liebe sein
Jeder kleine Spießer macht
Das Leben mir zur Qual
Denn er spricht nur immer von Moral
Und was er auch denkt und tut
Man merkt ihm leider an
Dass er niemand glücklich sehen kann

Sagt er dann
„Zu meiner Zeit
Gab es so was nicht!“
Frag’ ich voll Bescheidenheit
Mit lächelndem Gesicht
„Kann die Liebe Sünde sein?
Darf es niemand wissen
Wenn man sich küsst
Wenn man einmal alles vergisst
Vor Glück?“
Kann das wirklich Sünde sein
Wenn man immerzu an einen nur denkt
Wenn man einmal alles ihm schenkt
Vor Glück?
Niemals werde ich bereuen
Was ich tat
Und was aus Liebe geschah
Das musst du mir schon verzeihen
Dazu ist sie ja da!
„Hallo, gnädige Frau
Hierher sehen
Hier ist die Sünde“
Liebe kann nicht Sünde sein
Auch wenn sie es wär’
So wär’s mir egal
Lieber will ich sündigen mal
Als ohne Liebe sein

Speciale vondst: De handtekening en groet van Zarah Leander zelf (“Meinen Freunden / mit einen herzlicher Grüss”) in haar groot Liedboek, 40 blz., 30x24cm (12 liederen met partituren uit 12 films en 12 portretten). Met rechts bovenaan de tekst “Sim Wolfs, Winge Paschen  1941“, daaronder een stempel van haar vader Juul Wolfs met adres en handelsregisternummer (hij was brandstoffenhandelaar). Waarschijnlijk zijn dit vooraf gesigneerde boeken die te koop werden aangeboden. Zarah Leander was een Zweedse, die erg populair was, ook in Duitsland waar ze nog tijdens de oorlogsjaren optrad, zie de link op haar naam voor haar biografie en haar relatie met het regime toen (met een opmerkelijke anekdote over haar ontmoeting met Goebbels).


De “Lambeth Walk“, “Chanté et dansé par Nita Raya dans le Revue du Casino de Paris avec Maurice Chevalier, de la Comédie musicale ‘Me and My Girl'”(1938)  én een weergave van de danspasjes “Comment danser “Le Lambeth Walk”:

Uit “Me and My Girl”, 1939: The Lambeth Walk:

(ps: het lied speelde een opmerkelijke rol voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, zie de link hierboven)


“Ik hou van Holland”, “Het plekje bij den molen”, “Bij ‘t deurke stond een meisje”:

1937: Joseph Schmidt met “Ik hou van Holland”:

“Wanneer zult gij weer bij mij zijn?”, “Nu zal je altijd bij mij zijn”, “Dat moet je niet doen! (Amalia)” gedateerd op “Oogst 1938”, toen Sim nog regentaat volgde:

Een 78 toeren opname ca 1940 van “Dat moet je niet doen Amalia” door Albert de Booij:

“Garde-moi ton amour” op karton geplakt, en veelvuldig gebruikt:

Dit liedje uit de film “Après l’amour” (1931):

Een ode aan Raymond Braine, de bekende voetballer: “De Nieuwe voetbalmarsch: Hup, Hup, Hup!, aan onzen wonderbaren footballer!” (1938):

“Adieu Hawaï”/”Goodbye Hawaï” (1935) door Tino Rossi (1907-1983) en “Poney, Poney!”/”Horsey, Horsey!”:

“Adieu Hawaï” door Tino Rossi:

“Hei, Hei, Meisjelief” en “We gaan de wijde wereld in”:

“Hei hei meisjelief” door ‘The Kilima Hawaiians’


Waarschijnlijk Sims laatste aanwinst, “Op 21 October 1949”: “Everybody’s Favorite Grand Opera”, met Aïda, Carmen, Faust, etc. Een groot en lijvig boek van 224 blz. partituren.


Uitsmijter. Sim zingt “La Folletta” (“Die Lustige”/”The Merry Lady”) van Salvator Marchesi in het Italiaans, uit het hoofd, eveneens uit de geluidsopname van 1970.
“Posa la mano sul mio core, mio tenero amore…”, “Laat je hand rusten op mijn hart, mijn tedere geliefde…”. Deze beginregel verwoordt misschien best het karakter van Sim, haar romantische ziel, haar ‘Weltschmerz’.
Ik heb de video voorzien van een Engelse vertaling, de foto van Sim voor haar VW-kever dateert van ca 1950/1951:


ALS ACTRICE

Enkel uit de liefdesbrieven kunnen we afleiden dat Sim ook toneel speelde, zeer tegen de zin van Nand. Op zijn vraag gaf ze dat op. Uit de brieven blijkt dat ze inzag dat Nand gelijk had, maar het valt te betwijfelen of dat ten diepste wel zo was. Uiteindelijk gaf ze ook haar leven op zoals ze dat gewoon was tot voor ze Nand leerde kennen, bv het schrijven van poëzie, ze vond haar persoonlijke creativiteit minderwaardig, zie daarvoor de inleidende beschouwingen bij de liefdesbrieven.

Uit die brieven ook enkele fragmenten over die keuze:

Sim, brief 12:

‘k Gaf ontslag bij de toneelgroep – ben anders hoffelijk verplicht zondag te offeren.. Openluchttheater te Maaseik. Davidsfonds geloof ik…

Nand antwoordt, brief 12:

Het stemt mij ook tot dankbaarheid dat je bij den toneelgroep ontslag hebt ingediend. Ik hoop dat het voor jou geen al te grote beroving zal betekenen niet meer op de planken te verschijnen? Ik zal mij inspannen om je dit verlies veel-veelvuldig te vergelden.

In brief 63 schrijft Sim hoe ze nog worstelt met het opgeven van haar optredens:

Waarom worden we al te dikwijls door vreemde krachten van een schoon vooropgesteld doel weggerukt, bijna willoos. Zo weet ik dat jij zondag bij mij zijn moest, ik bij jou, en nochtans vond ik mezelf in een onooglijk gemeentezaaltje een tranerig zoet toneeltje vertolken… Je zal weer eens meewarig glimlachen zoals jij alleen dat kunt, bij mij bewering maar zondag e.k. wordt het definitief de laatste vertoning. Ik heb zulks zeer kordaat Hens en Co diets gemaakt, niet dat ik het aldus vroeger vergat. Je weet hoe ik nu eenmaal in die conventioneel toegeeflijke wereld bewoog. Ja ik zal een verleden tijd gebruiken. Sinds ettelijke maanden, (bijna zeven!) word ik losgerukt uit die wereld. Ik schreef het je en zegde het reeds dikwijls, Nand,  al sta je soms nog zeer sceptisch tegenover bepaalde resultaten van mijn pogen.

Antwoord van Nand, brief 64:

In verband met jou toneelspelen heb ik je gevraagd of je dat als een eigen kunsttaak opvatte, een “beroep” waaraan je niet kon verzaken : je hebt geantwoord : neen. In dat geval kan ik moeilijk begrijpen hoe je er toe komt nog te gaan spelen – de vergoeding is immers belachelijk. Je roept je “goed hart” in .. Ik herken graag dat je een goed hart hebt .. maar laat het ook eens denken aan mijn werkloze “zeemansarmen” ! Ik neem nota van je verklaring dat je besloten hebt niet meer mee te spelen – en dit met (zoals dat in dergelijke zinswendingen past) grote voldoening. 


 

1948 Nand: Over het scheppingsproces van het kunstenaarschap

Citaten in het Poëtisch Celdagboek van Nand uit het filosofisch essay “Les Abeilles d’Aristée” van Wladimir Weidlé (1936), o.a. ééntje van John Keats, zie 2de gedeelte van dit hoofdstuk.
Neergeschreven in de gevangenis van Merksplas (1948).

De keuze van deze citaten zegt veel over het denken van Nand, en bij uitbreiding over het scheppingsproces van de kunstenaar, daarom sta ik hier wat langer bij stil. Het is ook een visie waarin ik me kan vinden.

Onderaan deze pagina nog een bijzondere toevalligheid over dit boek.

Wladimir Weidlé (ou Vladimir Weidlé “né le 1er mars 1895 à St-Pétersbourg (Russie), et mort le  à Paris (France), est un critique d’art et littéraire russe d’expression russe et française”.

Uit: “Les abeilles d’Aristée : Essai sur le destin actuel des lettres et des arts, Paris, Desclée de Brouwer, 285pp.,

(De titel is een verwijzing naar de mythe van Aristaios (Oudgrieks: Ἀρισταῖος) of Aristaeus (Latijn), een figuur uit de Griekse mythologie. Aristaios is een satyr en zoon van Apollo en de nimf Kyrene:

“Zijn bekendste optreden is wellicht in de mythe van Orpheus, waarin hij de mooiste waternimf Eurydice belaagt en opjaagt, met als gevolg dat ze in haar vlucht op een slang trapt die haar een dodelijke beet toebrengt. Hierop nemen de andere nimfen wraak. Ze straffen Aristaios, die imker was, door al zijn bijen te doden. Aristaios kon niet verklaren waarom zijn bijen plots stierven, en zijn moeder stelde voor bij Proteus te rade te gaan. Hier komt Aristaios te weten dat het een straf is voor zijn poging tot aanranding van de nimf Eurydice. Als boete zal hij vier koeien, vier stieren, een kalf en bloemen moeten offeren aan de manes van Euridice. Negen dagen na het offer groeiden uit de kadavers van die runderen nieuwe bijenzwermen“.

Weidlé wil hiermee suggereren dat, hoewel hij pessimistisch is over de  kunstproductie in zijn tijd, een ‘renaissance’ of heropstanding van de kunst mogelijk is, net zoals de bijen van Aristaios.
Niet verwonderlijk dat de titel alleen al Nand aansprak, hij hoopt voor zichzelf hetzelfde: opnieuw opstaan uit de puinen van wat zijn leven op dat ogenblik geworden is.

Nand neemt uit dit boek verschillende fragmenten op, ook een door Weidlé aangehaalde verwijzing naar de dichter John Keats (zie verder). Ik heb via een antiquariaat een eerste druk uit 1936 kunnen bestellen, omdat ik de exacte pagina’s die Nand vermeldt wilde opzoeken. De 2de druk verscheen in 1954, de 3de in 2004, telkens uitgebreid. De laatste druk telt bijna 170 pagina’s meer dan de eerste.


De overgenomen citaten zijn blauw ingekleurd, vaak gaat de aandacht van Nand, niet verwonderlijk,  naar “het mythische” aspect van kunst en poëzie in het bijzonder (Nederlandse vertaling na de fragmenten):

(p.52) La fiction poétique cessera d’exister et se changera en fiction tout court le jour où elle rompra définitivement avec le mythe, avec la pensée créatrice des mythes, que l’autre, la pensée discursive ne remplacera jamais. “Nous ne concevons plus – a dit François Mauriac – une littérature romanesque détournée de sa fin propre qui est la connaissance de l’homme”. C’est peut-être vrai, mais il y a plus d’un mode de connaître, et
la pensée mythique seule sait concilier connaissance et création.  C’est précisément par sa nature illogique et irrationnelle que la faculté de créer les mondes imaginaires est une nécessité de l’art, et il est tout naturel que sa décadence doive amener le divorce de l’art et de l’artiste, la solitude irrémédiable de l’âme créatrice. L’art n’est pas une affaire de raison et de logique, mais bien d’intuition indissociable et de foi totale. Le crépuscule des mondes imaginaires est dû au fléchissement de cette foi ; il signifie la ruine d’un des fondements essentiels de l’art et de toute création humaine.

(p.58)  Émile Legouis a eu raison de se demander à propos de Shakespeare: “Comprenait-il Hamlet analytiquement ?” – et de répondre : “L’horloger comprend la montre qu’il a faite. Le père ne comprend pas l’enfant qu’il a engendré”.
L’artiste cherche la vérité et non pas la vraisemblance ; ce qu’il imite, ce n’est pas la vie, ce sont les forces qui créent la vie.
Le romancier

[il] n’est pas un copiste de la nature,
il est, comme Mauriac l’a dit une fois de plus, “le singe du Créateur”.

Les forces avec lesquelles il collabore en créant ses personnages sont celles qui, depuis toujours, ont présidé à toute création
.

(p. 66) La substitution du “type” analytique à la personnalité vivante et inanalysable a contribué grandement à la décomposition du roman en tant que forme d’art et genre littéraire. L’art, comme dans beaucoup d’autres domaines de la civilisation contemporaine, y a été contaminé par la science, et bien souvent encore une science de seconde main.

(p. 226) Plus notre connaissance devient abstraite et nos sentiments différenciés, et plus nous désirons la totalité primitive de la contemplation et de l’expérience. Plus l’art qui nous entoure évolue vers l’artificiel et le cérébral, et plus nous avons la nostalgie d’un art spontané, enfantin, inconscient de sa propre perfection.

(p. 251) Le retour à la terre, comme le retour à l’enfance, est avant tout une manière de chercher le miraculeux, d’avoir soif du monde mythique dont on prend connaissance comme d’une réalité au lieu de l’inventer comme une fiction qui n’engage à rien.

(p. 257) La psychanalyse est la tentative le plus largement conçue et la plus systématique de mécaniser l’inconscient, de réduire le rêve, l’amour, la vie psychique autre que celle de la raison, la création des mythes, les processus créateurs dans les arts et les lettres au fonctionnement régulier d’un mécanisme intérieur.


Vertaling (met hulp van Google Translate, dus soms wat letterlijk…):

(p.52) Poëtische fictie zal ophouden te bestaan ​​en zal helemaal in fictie veranderen op de dag dat die definitief breekt met de mythe, met het denken dat mythen creëert, die de andere, discursieve gedachte nooit zal vervangen. “We bedenken niet langer – zei François Mauriac – een romanliteratuur die is afgeleid van zijn eigen doel, namelijk de kennis van de mens”. Dat mag dan waar zijn, maar er is meer dan één manier tot kennisname, en alleen het mythische denken weet kennis en schepping met elkaar te verzoenen. Juist door zijn onlogische en irrationele aard is het vermogen om denkbeeldige werelden te creëren een noodzaak van kunst, en het is niet meer dan normaal dat het verval ervan leidt tot de scheiding van kunst en de kunstenaar, tot eenzaamheid, dat onherstelbaar deel van de creatieve ziel. Kunst is geen kwestie van rede en logica, maar van onafscheidelijke intuïtie en totaal geloof. De schemering van de denkbeeldige werelden is te wijten aan de verzwakking van dit geloof; het betekent de ondergang van een van de essentiële fundamenten van kunst en van de hele menselijke schepping.

(p.58) (Émile Legouis had gelijk toen hij zich afvroeg over Shakespeare: “Heeft hij Hamlet analytisch begrepen?” – en daarop antwoordt: “De horlogemaker begrijpt het horloge dat hij heeft gemaakt. De vader begrijpt het kind dat hij verwekte niet”.)
De kunstenaar zoekt de waarheid en niet de plausibiliteit; wat hij imiteert is niet het leven, het zijn de krachten die het leven creëren.

(De romanschrijver)
[hij] kopieert de natuur niet,
hij is, zoals Mauriac nogmaals zei, “de aap van de Schepper”.
De krachten waarmee hij samenwerkt bij het creëren van zijn personages zijn degenen die altijd de hele schepping hebben geleid.

(p. 66) De vervanging van de levende, niet-analyseerbare persoonlijkheid door het analytische ‘type’ heeft in grote mate bijgedragen tot de ontbinding van de roman als kunstvorm en literair genre. Kunst is daar, net als op veel andere gebieden van de hedendaagse beschaving, verontreinigd door wetenschap, en vaak nog steeds tweedehands wetenschap.

(p. 226) Hoe abstracter onze kennis wordt en onze gevoelens gedifferentieerd, hoe meer we verlangen naar de primitieve totaliteit van contemplatie en ervaring. Hoe meer de kunst om ons heen evolueert naar het kunstmatige en het cerebrale, hoe meer we heimwee hebben naar een spontane, kinderlijke kunst, niet bewust van haar eigen perfectie.

(p. 251) De terugkeer naar het land (de aarde) is, net als de terugkeer naar de kindertijd, bovenal een manier om het wonderbaarlijke te zoeken, om te dorsten naar de mythische wereld waarvan we kennis nemen als een realiteit in plaats van die uit te vinden als iets fictioneel dat er niets toe doet.

(p. 257) Psychoanalyse is de meest wijdverbreide en meest systematische poging om het onbewuste te mechaniseren, om dromen, liefde, psychisch leven te reduceren tot enkel het domein van de rede, het creëren van mythen, de creatieve processen in de kunsten en de literatuur tot de reguliere werking van een intern mechanisme.


Over John Keats (1795-1821) en “Negative capability” (“capacité négative”), citaat in het Frans (p. 173-174) omcirkeld in rood potlood, wat wijst op het belang dat Nand hieraan hecht:

5de Hoofdstuk: “Herstel of Wederopstanding?” en daaronder een citaat van de Spaanse dichter Luis de Gongora (1561-1627), de twee laatste verzen van zijn gedicht “A la memoria de la muerte y el infierno” – Gedachtenis aan dood en hel – :
“Con la muerte libraros de la muerte,
Y el infierno vencer con el infierno.”
‘Met de dood zich bevrijden van de dood,
En de hel overwinnen met de hel.’

(in het licht van de door de krijgsauditeur gevraagde doodstraf voor Nand een voor hem erg herkenbaar citaat…)

(ook hier in het blauw de citaten die Nand overschreef)

CAPACITÉ NEGATIVE !

(p. 215) Une lettre de Keats du 22 décembre 1817,
adressée à ses deux frères, contient un passage maintes fois commenté par la critique anglaise, sans qu’on en ait fait valoir, à ce qui nous semble, tout le sens esthétique et historique. Le poète raconte qu’il a eu une discussion avec son ami Dilke sur la question de savoir quelle est la
qualité maîtresse
parmi celles qui contribuent à former un grand homme de lettres,
[qui forme] un grand poète.
Cette qualité, que Shakespeare, dit-il, possédait
(p. 216) au plus haut degré, il l’appelle – en soulignant par des majuscules son importance —
Negative Capability,
Capacité Négative, et la définit comme
le pouvoir de “rester dans l’incertitude, le mystère, le doute, sans recourir impatiemment aux faits et aux raisons
”.

(p. 217) La Capacité Négative est le don de rester fidèle à une certitude intuitive que le raisonnement rejette et que le bon sens n’admet point ; de conserver un mode de penser qui ne peut que sembler déraisonnable et illogique du point de vue de la raison et de la logique, mais qui d’un point de vue plus approfondi pourrait se révéler comme supérieur à la raison et transcendant la logique de la pensée conceptuelle.
Pour le poète, pour l’artiste, ce don est plus essentiel et primitif que tout ce qu’on peut appeler sentiment du beau, que tout ce qui a trait à la Beauté en tant qu’idée abstraite incapable de contenir sa contradiction. Avant de savoir choisir, avant d’être pourvu de goût, de discernement esthétique, du sens de l’harmonie,
l’artiste doit pouvoir contempler l’univers et chacune de ses parties, non pas à un état de différenciation, de désintégration analytique, mais dans l’unité première de l’être, où le complexe ne détruit point le simple, où le simple, en l’intégrant, préserve le complexe.

(p. 218) Rien de plus positif, en réalité, que la Capacité Négative.
En faire usage, ce n’est pas “se contenter d’une demi-connaissance”, c’est connaître des vérités qui sans elle resteraient inconnaissables. Il ne fait aucun doute qu’elle doit compatible avec un niveau très élevé de pensée abstraite.

(p. 221) Envisagée sous son aspect positif, la Capacité de Keats n’est autre que le don de voir le côté miraculeux des choses.

(p. 222) Désormais le poète, l’artiste — c’est ce qu’avait compris Keats – devait s’efforcer avant tout d’acquérir le pouvoir de vivre dans ce monde miraculeux, de respirer son air, car l’art et la poésie ne pouvaient qu’étouffer dans celui du progrès et de la raison pure.


Vertaling (met hulpvan Google Translate, dus soms wat letterlijk…):

(p. 215) Een brief van Keats van 22 december 1817, gericht aan zijn twee broers, bevat een passage die door Engelse critici vaak zonder argumentatie is becommentarieerd, zonder, zo lijkt ons, de nadruk te hebben gelegd op de esthetische en historische waarde ervan. De dichter vertelt dat hij een discussie had met zijn vriend Dilke over de vraag wat
de belangrijkste eigenschap
zou moeten zijn die iemand tot een ​​groot literator maakt,
een groot dichter.
Deze kwaliteit, die Shakespeare, zegt hij, in de hoogste graad bezat, noemt hij -(nvdr: nadrukkelijk in hoofdletters om het belang te onderstrepen)–
“Negative Capability” (‘negatief vermogen’), en definieert dit als
de kracht om “te verkeren in onzekerheden, mysteriën, twijfels zonder enig geprikkeld reiken naar feit en rede
”.

(p. 217) ‘Negatief vermogen’ is de gave om trouw te blijven aan een intuïtieve zekerheid die redenering verwerpt en gezond verstand niet toegeeft; een manier van denken te handhaven die alleen vanuit het oogpunt van rede en logica alleen onredelijk en onlogisch kan lijken, maar die vanuit een meer diepgaand standpunt superieur zou kunnen blijken te zijn aan de rede en de logica van conceptueel denken.
Voor de dichter, voor de kunstenaar, is dit geschenk essentiëler en primitiever dan alles wat een gevoel van schoonheid kan worden genoemd, dan alles dat betrekking heeft op schoonheid als een abstract idee dat niet in staat is haar tegenstrijdigheid te bevatten. Voordat hij weet hoe hij moet kiezen, voordat hij wordt voorzien van smaak, van esthetisch onderscheidingsvermogen, van een gevoel van harmonie,
moet de kunstenaar in staat zijn om het universum en elk van zijn delen te overdenken, niet in een staat van differentiatie, van analytische desintegratie, maar in de primaire eenheid van het zijn, waar het complex het simpele niet vernietigt, maar waar het simpele, door het te integreren, het complex behoudt.

(p. 218) Niets positiever, in werkelijkheid, dan “negative capacity”.
Het gebruiken ervan is niet ‘tevreden zijn met halve kennis’, het is om waarheden te kennen die zonder dit onkenbaar zouden blijven. Het lijdt geen twijfel dat dit compatibel moet zijn met een zeer hoog niveau van abstract denken.

(p. 221) Gezien in zijn positieve aspect is Keats’ Ability niets anders dan de gave om de wonderbaarlijke kant van de dingen te zien.

(p. 222) Voortaan moest de dichter, de kunstenaar – zo begreep Keats – er vooral naar streven om de kracht te verwerven om in deze wonderbaarlijke wereld te leven, om zijn lucht in te ademen, omdat kunst en poëzie niets anders konden dan verstikken in die van vooruitgang en zuivere rede.


Zie ook Wikipedia voor meer over “Negative Capability” (Engels): “Negative capability was a phrase first used by Romantic poet John Keats in 1817 to characterize the capacity of the greatest writers (particularly Shakespeare) to pursue a vision of artistic beauty even when it leads them into intellectual confusion and uncertainty, as opposed to a preference for philosophical certainty over artistic beauty. The term has been used by poets and philosophers to describe the ability of the individual to perceive, think, and operate beyond any presupposition of a predetermined capacity of the human being.”

De volledige brief kan je hier vinden, hij was gericht aan zijn beide broers, George en Tom Keats (22-12-1818). Er valt op te merken dat dit één van de brieven is waarvan geen origineel manuscript is teruggevonden en enkel bestaat in een transcriptie van John Jeffrey (de tweede echtgenoot van Georgiana Wylie Keats die getrouwd was met de broer van John Keats, George), hetgeen de interpretatie van wat Keats juist bedoelde er niet op vergemakkelijkt. Het fragment:

 “I had not a dispute but a disquisition with Dilke, on various subjects; several things dovetailed in my mind, & at once it struck me, what quality went to form a Man of Achievement especially in Literature & which Shakespeare possessed so enormously—I mean Negative Capability, that is when man is capable of being in uncertainties, mysteries, doubts, without any irritable reaching after fact & reason—Coleridge, for instance, would let go by a fine isolated verisimilitude caught from the Penetralium of mystery, from being incapable of remaining content with half knowledge. This pursued through Volumes would perhaps take us no further than this, that with a great poet the sense of Beauty overcomes every other consideration, or rather obliterates all consideration.”

In Het Algemeen Letterkundig Lexicon (2012) staat het zo (via Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren):

“Etym: Eng. negatief vermogen:
Term die de Engelse romantische dichter John Keats een enkele keer gebruikt zou hebben (in een brief van 21 december 1817 gericht aan zijn broers), maar die een enorme weerklank heeft gehad in de literaire kritiek. Keats bedoelt er het vermogen mee (‘capability’) om niet steeds op zoek te willen gaan naar feitelijke en rationele zekerheden (‘negative’). Alleen wie deze negatieve capability bezit, kan ontvankelijk zijn voor de complexiteit, tegenstellingen, twijfels en mysteries van het bestaan. Shakespeare bezat dit vermogen ‘enormously’ volgens Keats. Door het concept gaf Keats zowel aan de wereld als aan het individu een diepte en complexiteit die niet in vaste, gesloten en rationele categorieën te bevatten is, wat ruimte creëerde voor de verbeelding en het esthetische. Het nam daardoor een bijzondere plaats in in het discours van de romantiek, vooral in Engeland.”


Een bijzondere toevalligheid…

Toen ik in het boek op zoek ging naar de citaten die Nand overschreef bemerkte ik bij nader toekijken dat sommige ervan in dit boek ook onderstreept waren. Waarschijnlijk in potlood, en later uitgegomd, maar de afdrukken waren nog duidelijk zichtbaar, bv hier (p. 58):

Op sommige plaatsen in het boek zijn nog andere fragmenten ooit onderstreept geweest, maar die zijn niet door Nand weerhouden. Uit nieuwsgierigheid nam ik contact op met het antiquariaat, maar zij hadden geen idee waar het exemplaar juist vandaan kwam. Het boek maakte deel uit van een reeks, en dit was hun laatste exemplaar.
Heeft Nand dit exemplaar ooit in handen gehad? We zullen het nooit weten, maar het is wel een opwindende gedachte.

1948-1949 Nand: “Sebastiaan aan den staak”

Nooit gepubliceerd manuscript van een dichtbundel van Nand met mooie pentekeningen, ieder handgeschreven gedicht begint met een kunstig ontworpen kapitaal die de inhoud van het gedicht illustreert. Een monnikenwerk. Alle gedichten verschenen later in gedrukte versie in andere bundels.
Ontworpen in de gevangenis van Merksplas, 1948-1949 en verzameld uit het “Poëtisch Celdagboek“, de symboliek en thematiek verwoorden de penibele situatie waarin Nand zich bevindt.
De bundel moest verschijnen onder het pseudoniem “Albert B(r)aecke”, omdat Nand niet onder zijn naam mocht publiceren. Nands vader had zorgvuldig één en ander genoteerd wat zijn zoon hem had opgedragen (zie voorpagina)
De voorpagina met drukletters is door mezelf samengesteld.

“Sebastiaan aan den staak”

 

Een andere dichtbundel uit dezelfde periode met ‘versjes voor kinderen’ in manuscript:

Het Houten Zwaard

1948-2022 Nand: “Gevangeniskerkhof Merksplas”

Bezoek 2022 en voorlezing “Gevangeniskerkhof te Merksplas”, gedicht aldaar geschreven door Nand op woensdag 24 maart 1948 in gevangenschap:

Zacht wekt de koele wind de spitse sparrebomen
die, lauw van heidegeur, meewarig zuchtend wuiven;
‘t bleek-blauw blazoen der kim met witte wolkenkuiven
heft, vlekloos boven ‘t groen, zijn zilvergrijze zomen.

De grond is geluw zand, en geluw zand de paden,
dor wervelt eikenloof in fluisterende kringen;
‘k hoor over ‘t ijle land den specht zijn lachlied zingen;
fazanten fonklen plots in ranke goudgewaden.

Bemost en molm-verteerd staan star-gerijde kruisen:
hout, zonder terp noch naam, in naakten grond te hope;
zinken schuin in ‘t zand, zij liggen groen op hopen
als dorrend sprokkelhout waar dennenpalmen ruisen.

Wien bergt het norse zand met zijn benard stilzwijgen?
Wie boet hier in den dood zijn onbezonnen zonden?
Burger en boef, ‘t dient al tot maal van stomme monden,
zij azen niet op schuld als zij ten maaltijd tijgen.

Doden, welk deemstrend lot heeft U ten doem gedreven?
Wat anders dan het hart waar rode driften draven?
En nu gij aarde werdt waar blinde maden graven,
hoe zou de mens den mens zijn dolen niet vergeven?

Gij hebt mijn hart, een hart geschapen om te falen,
‘t hart dat uw hart begrijpt, door eendren drang bevolen,
dat dolensmoede pijnt, en haakt om voort te dolen,
dat zoekt, van rouwmoed murw, nog op zijn nood te pralen…

Hier is de stilte vroom, en tijdloos ingetogen:
+gij sluimert aan God’s hart, beveiligd voor ‘t misleiden,
voor hartstocht en den dood dien wij in ‘t harte lijden,
voor angst, en haat, en hoop die noodloos wordt belogen.

Lig ik, uw lotgenoot, eens zalig aan uw zijde
in ‘t geluw heidezand waar lauwe sparren wuiven,
waar giert de groene specht en zilvren wolken schuiven,
waar bleek de Heiland hangt in moedig medelijden?

o Stof te zijn en stom in smartenvrij vergeten!…
Hoe nu, gij staart mij aan met worm-verknaagde ogen,
uw lippenloze mond grijnst grof en zonder logen,
uw wang is bars doorboord, uw hand tot ‘t been vervreten…

Daar gaapt, daar gaapt een put, een open muil van aarde,
vierhoekig opgesperd om gulzig te verslinden;
een walm van klam bederf besmeurt de voorjaarswinden
die krijsen, plots en schril, in ‘t groen der dodengaarde.

Ik huiver ор den rand in radeloos benauwen:
neen! niet in ‘t riekend zand bij krielenszieke maden!
En ‘k sluip voorbij den kuil langs sluikse schemerpaden,
daar achter ‘t sparrengroen de zuivere einders blauwen.

Ik lijd, ik leef! Ik ken den weemoed van ‘t verblijden.
Ik zing des levens doem, niet ‘t vunzig bed der doden!
Heil, wolkenzilver in ‘t azuren schild der goden:
gun mij de dure gunst vervoerd te mogen lijden…

Manuscript, laatste strofe.

Het was voor Nand, tijdens zijn  bijna dagelijkse wandelingen door het “domein” de uitgelezen plaats om te mijmeren over leven en dood. Later zou hij dit gedicht opnemen in de bundel “De Gouden Helm” (1955), maar met een andere titel: “Op een dorpskerkhof”, om begrijpelijke redenen.

Daarna maakte ik een ‘rondrit’ langs de gevangenis:

1948 Nand en Sim: Akten van beschuldiging

Overzicht van de akten van beschuldiging voor Nand en Sim (1946-1948).

Voor beiden, net als voor alle andere beschuldigden die zich na de Tweede Wereldoorlog moesten verantwoorden voor hun houding tijdens de bezetting in België (1940-1944) werd een strafwetartikel door de Belgische regering in ballingschap (Londen) aangepast.

Luc Huysse & Steven Dhondt schrijven hierover het volgende (in “Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België, 1942-1952)”):

“Verreweg de belangrijkste datum in de geschiedenis van de Londense repressiewetten is 17 december 1942. Die dag ondertekenden de ministers Pierlot, Spaak, Gutt en Delfosse een besluitwet die de repressie een beslissende wending zal geven. De nieuwe bepalingen verruimen op drastische wijze de reikwijdte van de strafwetten die op de collaborateurs betrekking hebben. Een eerste uitbreiding treft de politieke medestanders van de bezetter. Art. 118bis swb voorzag al sinds de Eerste Wereldoorlog straffen voor wie ‘…aan het vervormen door den vijand van wettelijke instellingen of inrichtingen heeft deelgenomen, de trouw der burgers jegens Koning en Staat, in oorlogstijd, aan het wankelen heeft gebracht, of ‘s vijands politiek of oogmerken heeft gediend.’ Nu wordt daaraan toegevoegd dat voortaan, dit wil zeggen vanaf december 1942, ook het voeren en uitlokken of helpen van propaganda gericht tegen de weerstand en het aanzetten tot politieke medewerking met de vijand strafbaar zal zijn. De tweede ingreep ligt in de vervanging van een paar woorden in de omschrijving van politieke collaboratie en van verklikking. Vroeger diende de rechter te bewijzen dat het delict met ‘kwaad opzet’ was gepleegd, dat het echt in de bedoeling van de beklaagde lag de vijand te helpen. Van nu af aan zou het volstaan aan te tonen dat de betichte ‘wetens’ had gehandeld, dat hij besefte dat zijn gedrag voor België of voor landgenoten risico’s inhield. Daardoor werd de schulddrempel gevoelig verlaagd. Ook de strafmaat werd aangepast: op politieke hulp aan de bezetter stond nu, net zoals in het geval van economische en militaire collaboratie, de doodstraf en ook de tarieven voor verklikking gingen de hoogte in. Al deze wijzigingen hadden geen retroactieve werking: zij raakten alleen de collaboratie van na 17 december 1942.”

De algemene beschuldiging luidt dan als volgt:

In (plaatsbepaling) en elders in België:

1° Tusschen 10.5.40 en 29.1.43 met kwaad opzet ‘s vijands politiek gediend

2° Tusschen 28.1.43 en 6.9.44 wetens ‘s vijands politiek gediend

‘X heeft (tijdsbepaling) deelgenomen aan het vervormen door den vijand van wettelijke instellingen of inrichtingen, heeft de trouw der burgers jegens Koning en Staat, in oorlogstijd, aan het wankelen gebracht, of heeft ‘s vijands politiek of oogmerken gediend.’

Specifieke beschuldigingen:

Voor Sim:

+ lidmaatschap van de Dietsche Meisjesscharen (1941/1942) en functie daarin als gouwleidster gewest Leuven;

+ dragen van uniform DMS;

+ begeleiding kinderen op vakantiekamp in Duitsland (augustus 1942). Zie hiervoor “Kinderlandverschickung in België 1940-1945, Deel IV

Vonnis: 3 jaar hechtenis, in beroep verminderd tot anderhalf jaar, volledig uitgezeten in twee periodes: voorhechtenis 5 maanden (Gevangenis Leuven Centraal), en 12 maanden hechtenis later (Gevangenis Vorst). Zie uitgebreid op deze pagina.

Voor Nand:

(eerste akte van beschuldiging door de auditeur Willy Calewaert)

“Gij zijt beticht van te Antwerpen rechterlijk arrondissement en elders in Belgie namelijk te Gistel, te Brussel en/of buiten het grondgebied van het Koninkrijk tusschen Juni 1940 en September 1944, als medewerker aan verschillende dichtbundels, medewerker aan Volk en Staat, medewerker aan De Vlag, medewerker aan Kultuurdienst, medewerker aan de S.S. Man, medewerker aan Volkskamp, medewerker aan de Nationaal Socialist, schrijver van het werkje “Ik was in Katyn”, medewerker aan Wille und macht, medewerker aan het N.I.R., Lid van De Vlag en V.N.V., schrijver van het werk Onze Adelbrieven, aan de vijanden van den staat hulp verschaft te hebben in soldaten, mannen, geld, levensmiddelen, wapens of munitie, hetzij het misdrijf gepleegd werd tegen België, hetzij het gepleegd werd tegen de bondgenooten van België, handelende tegen den gemeenschappelijken vijand, hetzij het gepleegd werd tegen een staat, die, zelfs afgezien van een verdrag van bondgenootschap, oorlog voert tegen een staat waarmede België zelf in oorlog is, met de omstandigheid dat het misdrijf begaan werd uit winstbejag en om het misdrijf uitgevoerd of aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben.”

Opmerkingen:

Men heeft Nand uiteindelijk enkel de artikels ten laste gelegd die in kranten en/of tijdschriften van zijn hand verschenen waren, niet voor zijn werk als kunstenaar, d.w.z. bijvoorbeeld niet voor zijn dichtbundels noch ander creatief persoonlijk werk. Dat zou moeilijk geweest zijn om hard te maken.
De beschuldiging voor zijn aanwezigheid in Katyn woog ook zwaar door, pas veel later werd duidelijk dat het inderdaad de Russen waren (Stalin en Beria) die de opdracht tot de massaslachting gaven.

De beschuldiging van “soldaten, munitie, etc.” geleverd te hebben werd ook niet weerhouden, evenals de bewering dat alles gebeurde ‘uit winstbejag”.
Er was één belangrijke verzachtende omstandigheid te lezen in het vonnis en die luidde als volgt:

“Voor Vercnocke Fernandus (sub 21): uit zijn zelfstandige evolutie en vooral gedurende zijn werkzaamheid op het N.I.R., in de zin van een opstand tegen een algehele verknechting aan het Nazisme”.

Vonnis: 12 jaar hechtenis, in beroep verminderd tot 10 jaar. Vrij onder voorwaarden na 5 jaar, eerherstel in 1964. Voor de verschillende hechtenisplaatsen zie uitgebreid op deze pagina.

Voorpagina van de “Volksgazet” na de uitspraak in eerste aanleg, 31 januari 1946. Deze krant was extra kritisch en besteedde heel wat aandacht aan het proces omdat de krant “Volk en Staat” werd gedrukt op haar drukpersen die door de Duitsers tijdens de oorlog in beslag waren genomen. Ondanks die aandacht wordt de familienaam van Nand gedurende het hele proces verkeerd gespeld.

1947 Sim: “Haar mooiste Kerstfeest”

Dit Kerstverhaal schreef Sim in de gevangenis te Vorst. Het werd gepubliceerd in het Kerstnummer 1947 van het tijdschrift “Klein Kasteel”, waarin van Sim ook al enkele gedichten waren opgenomen. Dit tijdschrift was een “Maandblad van het interneringscentrum Klein Kasteel”, dat in verschillende interneringscentra werd verspreid en samengesteld was door de geïnterneerden, onder toezicht (en censuur) van de gevangeniscentra en het Ministerie van Justitie.

Sim wist in haar tekst de censuur te omzeilen door niet expliciet te verwijzen naar de toestand in de gevangenissen toen, maar het toch te hebben over wat een vrijheidsberoving teweeg brengt, zeker tijdens de Kersttijd. Het zal enkel voor familie en vrienden duidelijk geweest zijn dat Sim het wel degelijk had over de gebeurtenissen van de voorbije tijd. Het personage “Dis” uit haar verhaal is immers bijna letterlijk gebaseerd op haar broer Bert. De vertelling ademt de heimwee naar de tijd in vrijheid en de herinneringen aan de sterke familieband en de moederliefde. Verder zijn er ook nog verwijzingen naar wat “het Vlaamse volk” is aangedaan. Dat dit de censuur passeerde is opmerkelijk. Of bv het zinnetje: “Toen hij in September 1944 aangehouden werd, dacht ze dat het een vergissing was”.
Maar in verhalen als deze in dit tijdsgewricht  worden op subtiele wijze vaak hints binnengesmokkeld, zoals de voornaam “Dis”, die een afkorting (of verbastering) is van het Latijnse “Desideratus/Desiderius” wat “verlangen” of “vol van verlangen” betekent, in dit geval: het verlangen naar vrijheid.

Er is geen manuscript bewaard, enkel een typoscript (in drie doorslagen). Of Sim het verhaal onmiddellijk op de schrijfmachine schreef is onduidelijk. Wel zijn er hier en daar geschreven verbeteringen van haar hand in de tekst.

Fragment uit het typoscript van de tekst, eerste bladzijde, met een verbetering onderaan (“vermogen te onwaren” wordt “kunnen vatten”, vreemd genoeg werd deze wijziging niet aangepast in de tekst die verscheen in het maandblad, andere wijzigingen wel, bv. de invoeging van “hoop”, ook de titel veranderde, van “Haar kerstavond” naar “Haar mooiste Kerstfeest”):

De eerste en de laatste bladzijde zoals afgedrukt in het maandblad. Onderaan de vermelding: “Gev. Vorst, afd. vrouwen”, daaronder voegde Sim haar naam toe in potlood:

HAAR MOOISTE KERSTFEEST

ZE had het oude kreupele kerststalleke zoals ieder jaar op de kast gezet; elk jaar verweerden de figuurtjes wat meer, gelijk zij zelve stilaan verouderde, ze voelde het aan het beven van haar handen. Het vermolmde kribbeke wankelde, ze had het ietwat onbeholpen uit de handen laten glippen, kijk, zo stond het vast op een dubbel gevouwd papiertje. Het dromerige Lieve Vrouwke en de bezorgde Sint Jozef knielden weer devoot, misschien ook wat meer gebogen sedert het vorige jaar, tussen de schamele herderkens. Voor het tafereel stonden de kaarsjes, rood en groen. Toen ze haar werkje bekeek werd ze weer bewogen en haar ogen vochtig. Bij de nietigste gebeurtenissen in haar drentelleven schoten die ogen vol tranen. Daaraan vermoedde ze ook hoe haar weerstand geleidelijk verminderde.

Toen het leven hard sloeg had ze nochtans haar leed niet uitgeschreeuwd; de mensen zegden: een kranige vrouw en van een taai geslacht! Neen, ze had niet luide gejammerd wanneer de bittere oorlog haar weduwe maakte en de zware zorgen om haar kleine jongen had ze aanvaard in ruil voor een vroeg-oud zijn.

Haar kleine jongen… ze fluisterde zijn naam naast het kerststalleke, waar zijn beeld de kleine doening van haar dagen overschouwde. Ze sprak voor zich uit, de laatste tijd gebeurde het dikwijls dat ze luide in haar eenzaamheid praatte, vooral als zijn brieven, om de veertien dagen geregeld toekwamen. Dan beantwoordde ze zijn vragen bij het beeld en glimlachte ; toen hij herhaaldelijk de laatste keren zijn terugkomst meldde, was haar hoop samengebald op dit Kerstfeest. “Met Kerstmis ben ik thuis… en wat het worden zal, o moeke…”.  Hij schreef over de voorwaardelijke in vrijheidstelling, Wet Lejeune, maar van al zijn uitweidingen over die administratieve werkingen bleef die ene belofte in haar uitgroeien : Met Kerstmis zou hij komen. Het was alsof ze voor een tweede maal haar jongen onder het hart droeg, zo innig voelde ze zijn bijzijn in de belofte van terugkeer, ja, hij zou herboren worden, een nieuwe geboorte voor hen beiden, na al de doorstane weeën en de pijnlijke tijd der verwachting.

“Ge zult het zien, moeke, dit wordt ons Kerstfeest, we vieren het eindelijk weer samen, want lang kan dit alles niet meer duren, dan maakt uw jongen het u dubbel goed. Ik weet hoe eenzaam uw leven was en die bekommernis om mij. Als ik aan uw trouwe en opofferende liefde denk, word ik beschaamd om het besef hoe weinig ik u kan weergeven en wat gij steeds trotseerde om uw kind. Of vindt de liefde slechts voldoening in het offer? Toen ge de lange lastige reis naar uw gevangen jongen ondernaamt en ik u van ver ontwaren kon tussen alle andere mensen uit, toen ik u hunkerend voor de omheiningsdraad zag staan, geduldig wachtend naar het bezoek, heb ik wel gans kunnen omvatten wat uw, door het leed zo fijngevoelig moederhart, glimlachend heeft aanvaard? Ik weet het niet en zal ik het ooit ten volle kunnen begrijpen? Ik zag de zorgentrek om uw fijne mond en de te vroege rimpels in je teer gelaat. Dit weet ik, niemand heeft zo’n moeke als het mijne. Gij voedde in mij naast uw beeld de herinnering van vaderke. Ik geloof dat het uw diep geluk is zijn beeld in mij zelve te ontwaren. In uw liefde heb ik het gemis nooit kunnen vatten. Boven het verwijt der mensen heen groeide het vertrouwen naar uw kind. Dat ik nooit uw vertrouwen moge schenden, moeder, is mijn bede.
Ach moeder, dit te kunnen zeggen ver van u… Ik volg uw doening in ons huizeke en als de engheid mij te machtig wordt, als de zon spettert over de Limburgse heide en de wolken uitdagend wentelen over deze dagen, dan breng ik blijde bijna dit offer om het besef dat ik in de eenzaamheid de schonere waarde mocht bepalen der eenvoudigste dingen, de waarden die we reeds lang aanvaarden, omdat ze ons lief waren, groeven hun bedding dieper uit in onze geest. Moederke, als ik tegen Kerstmis terugkeer, wordt het een nieuwe geboorte in ons huizeke, waarover de goede engel waakt… dan maak ik alles weer goed…”

Ze moest lachen om dit « goed maken ». Wat moest ze hem vergeven ? het was haar kind.

Dit was, sedert zijn heengaan, de derde keer dat de dagen naar Kerstmis heen weifelden. Ze weifelden ja, waren ze niet voldragen met zoveel herinneringen en verlangens van alle rustelozen, eenzamen van huis en ook van hen die in de kerstavonden de kerenden verbeiden? Zovelen zouden vruchteloos wachten. Maar wie gelooft niet aan de blijde levensboodschap of het wonder in het sprookje? Dit kindzijn hebben we wel nooit verleerd.

De stoomfluit gilde over de velden in ‘n sliert van witte uitschietende dampen, ze gaven zich vlug verloren in de adem der sterke vrieslucht, waarin het huizeke lag, onbeduidend aan de rand van het deftige dorp. De middaghemel lag klaar open tegen het vergezicht, waardoor het hijgende hortende stoomtrammetje een haperend- schokkende lijn naar het dorp trok.

“Ne groene Kerstmis… ne witte Pasen” mijmerde de stem voor het raam. Groen gelijk de rillende grassprietjes, groen gelijk het kaarsje voor het kerststalleke, groen gelijk Dis’ briefomslag, groen gelijk de hoop, de verwachting ja, ze had steeds graag een sneeuwkerstmis gewenst vol stemmige innigheid, maar nu was ie groter van betekenis.

Na een paar minuten zouden de mensen voorbijkomen over de harde steenweg. Ze hoorde van verre de komende stappen kletterend over de kasseien. Eerst het huppelend jong studenten volkske met rode neuzen en stijfuitstekende haarklissen onder hun petten, daarachter volgden met groter gemeten stappen het werkvolk, de handen diep in hun rafeljassen en tegen hun lijven de zwarte versleten maletten. Ze gingen in vlugger bewegingen, verlangend naar de rode warmte hunner leuvense stoven en naar de innigheid van de nakende Kerstavond.

Tussen die groep was Dis ook vroeger naar huis gekomen, dan had hij van verre zijn moeke reeds ontdekt achter het raam. Die tijd… toen hij stoeiend uit de dorpsschool aankwam, wanneer hij voor de eerste keer uit het college haar tegemoet kwam gelopen. Ze moest diep ademen voor dit stil geluk, haar jongen zou geen zorgenkommer kennen, geen slaafs wroeten. Hij moest iets worden. Meneer Pastoor had haar in die droom geholpen, toen hij zegde dat Dis voortstuderen moest. De studiebeurs die hij verkregen had en haar karig pensioentje hadden schril afgestoken legen de werkelijke onkosten, maar ze had dapper gewoekerd met het werk harer handen en alle leed had ze gedragen in haar lichaam en ook in haar geest, de afgunst der simpele menskes die haar in haar droom benijden. In de eenzaamheid van haar afgetrokken leven was ze naar de herinnering gegroeid en naar het kind dat er de bloei van was.
En die late Octoberavond keerde hij weer met zijn wijnrode pet gelijk de kleur van de slingerende wingerd om het raam. Ze was zo fier geweest om haar grote student. Hij had haar in zijn sterke armen genomen en uitgelaten hadden ze in het stille keukentje een waaiende wals gemaakt, dat de stoelen er verwonderd schuins van helden en de oude kast verloren in haar voegen kraakte.

En al die avonden bij de schemerlamp had ze naar hem opgekeken, zijn blonde hoofd gebogen over geleerde cursussen en werkplannen.

Dat was haar schoonste tijd …

Ze herinnerde zich die eerste meiavond voor O. L. H. Hemelvaart als de studentenbedevaart uit de hogeschoolstad naar Scherpenheuvel trok in luidruchtige slierten door het kalme dorp. Dis was komen aanlaveren tegen middernacht met zijn kameraden. Nooit had het keukentje zoveel leven gezien. Dis had lachend achter haar gestaan en met bei zijn forse handen om haar armen gezegd: “Dat is nu mijn moeke…”. Ze was even bedeesd geweest om al die onbekende gezichten, maar ze noemden haar allen “Moeke”. Hun petten lagen gemoedelijk tegen de stoelen en hun wandelknuppels hingen aan hun lussen onschuldig aan de leuningen. En “Moeke” zette dampende koffie dat ‘t huizeke ervan geurde. Toen hief dat studentenvolk het clublied aan en bij het refrein … “Vivat Hagelandi-a-a-a…” dreunden de ruiten en rilde de glazen stolp om het reikende H. Hartbeeld.

Toen stond Dis langzaam recht. Ze zag een rood leeuwtje klauwen op de vergulde grond van een breed schouderlint, de kameraden droegen eveneens een smaller witgestreept klublint. Dis had het haar uitgelegd. Ze wist dat hij aan ‘t hoofd stond van de groep, “Praeses” noemden z’n kameraden hem. Weer moest ze diep ademhalen om dat stil geluk. Hij sprak nu met trage volle stem. Zo had ze hem nog niet gekend… die stem… rustig klonk ze uit over de luisterende hoofden … Ze beefde van ingehouden ontroering … er woei een tere seringengeur binnen door ‘t half geloken raam… die stem … en langzaam groeide ‘t beeld van zijn vader naast hem. Hij sprak over z’n land, zijn streek en zijn huis, over zijn vader die hij niet gekend had en die met zijn gesneuvelde kameraden voor vrede en verzoening door recht, onder de gekruiste bee van de IJzertoren rustte. Hij sprak over een vredesboodschap in de troebele tijd, over de plaats die dit volk veroveren moest, over zijn ontvoogding. Hij sprak, o, er was veel dat ze niet begrepen had, maar schoon was het, dat voelde ze, het lag in de gloedglans van zijn blauwe ogen.

En toen hij nadruk legde op de grondslag van zijn vertrouwen in dit volk, namelijk de traditie van zijn diep geloof, sprak hij over de betekenis der bedevaart. De reine Maagd zou hun patrones zijn in het beeld van Onze Lieve Vrouwke van Scherpenheuvel en hun patroon, om de trouw te belijden aan de Hagelandse stam, de Sint Jan Berchmansfiguur.

Ze waren daarop de heldere meinacht ingetrokken die vol hing van verwachting en nachtelijke bloei. Ze was hen gevolgd op het kleine wegeltje tot aan de straatweg, toen ze langzaam keerde, hoorde zij in de echo van het Broekbos, de stemmen naklinken, ze galmden uit boven het veie rustige Hageland om uit te sterven in de bee:

“Liefste Lieve Vrouw van Vlaanderen …” het was de bee die opsteeg voor ‘t bedreigde land.

In de grote panische terugtocht voor het oprukkend wapengeweld, was Dis plichtgetrouw met zijn kameraden naar Frankrijk uitgeweken. Na een paar weken echter keerde hij terug in het bezette land, waar de werkelijke oorlog pas begon, waar hij tragisch rukte tot in de kleinste hoeken van het Hageland – onbarmhartig – en ook de geesten werden ontredderd.

In het huizeke was er niet veel van aanschijn veranderd. Dis werd licentiaat en bereidde zijn thesis voor. Telkens keerde hij ‘s avonds nog weer tot plots de eerste scheiding viel. Hij vertrok naar het hartje van Thüringen, naar een vreemde universiteitsstad, hij zou er zijn thesis afwerken met de aangeboden studiebeurs die hij overmoedig aanvaard had.

Toen moeder hem in de frisse herfstavond tot bij de nachttrein vergezeld had, voelde ze een vreemde pijn, die ze moeilijk bepalen kon. Bij haar thuiskomst leek het huizeke zo kil, alsof de volle winter zich reeds in alle hoeken had genesteld. Ze rilde, dit leek de rust niet die ze gewoonlijk in haar eenzaamheid vond.

Wat Dis in Thüringen precies gedaan had, wist ze niet. Ze had het hem ook nooit gevraagd.

Toen hij in September 1944 aangehouden werd, dacht ze dat het een vergissing was.

Nu mijmerden haar ogen om het beeld dat hij komen kon zoals vroeger. Nu het Kerstavond werd, keerden de mensen vlugger naar huis, nu werden de handen stilgelegd en elke wrok werd minder scherp, zelfs de haat ging sluimeren in deze nacht, opdat het kindeke niet schrikken zou, in de vrede boodschap. Nu rezen de herinneringen aan de tijd dat ze zelf nog kind was en de ogenblikken van klaar geluk.

Haar trage handen beefden om het visioen dat hij komen zou. Elk beeld van haar jongen kreeg gestalte voor haar geest. Was het O.L.Heer die haar sloeg om de te grote dromen die ze, schamel als ze was, had durven uitbouwen omdat Dis de grond was ontgroeid, zijn eenvoud en de engheid van het dorp? Was het Zijn alwijze hand die haar jongen geleid had tot dit mijnwerkersbestaan, opdat hij de edele schoonheid van het handwerk zou begrijpen?

Ze keek naar het stalleke en de scheefkijkende herderkens, ze waren ook tot het kerstekindje gekomen in hun schamelheid, ja, zelfs de eersten waren ze geweest. Ook zij was armer dan ooit te voren deze avond in haar naakte eenzaamheid…

De schemeravond viel onhoorbaar in de klaarte van de vriesnamiddag en gleed naar de avond der sterren,

Ze sluit de blinden.

Ze vouwt de handen in de schoot, ze kijkt naar de nukkig krinkelende vlammetjes van het rode en het groene kaarsje. Er bewegen dansende schaduwen in het stalleke… “Wees gegroet Maria, vol van gratie…”. Ver gilt de late stoomfluit over het dorp, een klank buitelt verloren tegen de sidderende blinden… “de Heer is met U, gebenedijd zijt gij boven alle vrouwen…” – dit is de laatste stoomtram in de avond, zal hij komen ?… “en gebenedijd is de vrucht uw lichaams Jesus…”.  Er klinken voetstappen op de straat, ze hoort het duidelijk… ze glijden af op het veldwegeltje doffer, trager, trager… “Heilige Maria…”. Ze vouwt haar handen op haar wild-kloppend hart… gluurt er iemand binnen door de blindenreten? Hij komt… Tarzan, de waakhond rukt aan zijn keten. Ze neemt alle indrukken op met half open mond… de deurklink beweegt. Ze zwijmelt recht… “Moeder Gods, bid voor ons…”. Ze steunt op de tafelrand en sluit de ogen… een gulp frisse lucht waait binnen.

Dis staat in de deuropening. Ze wil haar armen reiken… ze kan niet, ze glimlacht, maar haar mondhoeken beven. Plots is de keuken vol licht, het schiet in stralenbundels uit het stalleke, het zet Dis in een onwezenlijke gloed. Hij heeft z’n rode studentenpet op het hoofd en in de hand houdt hij een mijnwerkerslampje. Ze hoort zijn stem… “Moeder, met Kerstmis eindelijk thuis…”.

Ze wil antwoorden, maar er komt geen geluid over haar droge lippen, en naast haar stijgt een stem, ze herkent ze als de hare – bevend… “Nu wordt alles weer goed…”.

“Veel schoner nog. Moeder…”.

Plots wordt hij weer de kleine jongen, die zoals vroeger, in zijn kinderleed naar haar toekwam. Ze neemt z’n blonde jongenskop in haar magere rimpelhanden en geeft hem een kruisje.

Er glijdt een wondere warmte door haar en haar leed groeit naar intens geluk, machtig en leer.

En het visioen verdwijnt. Ze schiet wakker uit haar onrustige sluimering, daar staat het slalleke met de verweerde figuurtjes, de kaarsjes weifelen nog even. Ze glimlacht pijnlijk voor zich uit om het teer visioen dat ze niet vatten kan. Ze is klaar wakker nu en toch stijgt diezelfde stem in de avond, helder- verlangend.

Het is de stem die ze daar even in droom hoorde aanzwellen.

“De herderkens lagen bij nacht in de wei..”.

Het is het kerstlied dat hij als kleine jongen met zilveren stemmetje zong in de kerstnachtmis.

“ St Jozef vroeg binnen, wie staat er daar veur ?” —-  Ja, met nadruk smeekt deze vraag.

“Ze zeiden goê lieden doet open,
“Toen vonden z’een kind in een krib op stro,
“en dachten ‘t is Jesus voorwaar,
“vertelden wat d’ englen hun zeiden daarzo,
“ZALIG KER STEEST
“GELUKKIG NEUWJAAR!”

– Mijn jongen! — Moeder! Het was haar schoonste Kerstavond.

(Gev. Vorst, afd. vrouwen. 1947)

1947 Celbriefwisseling van en aan Sim

Familie Wolfs: Celbriefwisseling van en naar Sim Wolfs in 1947.

Gezin Wolfs ca 1950. Vlnr: Bert, Sim, Make, Finneke, Pake

Voorwoord

Dit zijn de brieven van en aan Sim Wolfs (°1919) uit 1947. Sim was toen 27 en geïnterneerd (haar internering was het gevolg van haar lidmaatschap van de “Dietsche Meisjesscharen” in 1941/1942). Eerst kort in de Gevangenis van Leuven Centraal (van 10 tot 17 januari 1947), daarna in de Gevangenis van Vorst van 17 januari 1947 tot 24 december 1947 (Kerstavond!). Evenals alle andere familieleden was ze als eens geïnterneerd: van oktober 1944 tot februari 1945 in Leuven of Tienen. Daarna volgde vrijlating in afwachting van een proces. Vader, moeder en zus van Sim werden toen dus ook aangehouden, maar kwamen vrij na twee à drie maanden zonder proces noch veroordeling.

Er komt veel bezoek uit het Leuvense naar de gezinswoning in Schaarbeek. Vroeger woonde het gezin in Sint-Joris-Winge, maar er werd in 1945 verhuisd omwille van de vijandige sfeer na de bevrijding van september 1944.

De briefwisseling werd sterk gereglementeerd, meestal om de veertien dagen. Alle inkomende en uitgaande post werd eerst nagelezen en eventueel geweigerd of gecensureerd, iedere brief droeg een censuurstempel. Daarom vertelt de inhoud van de brieven over het leven van alledag, de “kleine”, typische en alledaagse feiten en verzuchtingen, verlangens, enz. Kritiek op wat er hen overkomen was, politieke standpunten enz. dat was allemaal uit den boze. Want: “de gevangen moeten heropgevoed worden tot voorbeeldige burgers in den Belgischen Staat”.
Daarenboven wil de geïnterneerde gevange de toon luchtig houden, om het thuisfront niet al te zeer te bedrukken. Dat kan ook vastgesteld worden in de celbriefwisseling tussen Nand en zijn ouders.

Dit was de derde internering van Sim. Vlak na de bevrijding was ze al eens aangehouden, de eerste keer enkele dagen in september 1944, daarna verbleef ze toen ook in de Gevangenis van Leuven Centraal, van 2 oktober 1944 tot 12 februari 1944. Zie daarvoor deze pagina.

Overzicht van vermelde personen in de briefwisseling

Gezinsleden familie Wolfs

Pake: Jules Wolfs, of “Pake Wolfs”, °1885, gepensioneerd, vroeger brandstoffenhandelaar, vader van Sim. Hij schreef zelf geen brieven, de brieven werden hem voorgelezen, maar zijn commentaar werd beschreven in de brieven van de anderen.

Make: Nathalie Crabbé, °1888, moeder van Sim, huisvrouw, schrijft enkele brieven, ze sluit steeds af met “Maman”, waarschijnlijk omdat ze opgroeide in een gezin waar veel Frans gesproken werd (dat gezin woonde net over de taalgrens in Hamme-Mille). Vandaar ook dat langs moeders kant veel Franstalige familieleden opduiken. Enkele woonden in de buurt, dan wordt bv gezegd: “we zijn naar de Chaussée geweest”. Verloor eerstgeborene, Petrus (“Pirreken”), °1913,  overleden na 5 maanden.

Finneke: Adolphine Wolfs, °1914, zus van Sim en oudste van de kinderen. Liep school in Scherpenheuvel en volgde daar “Snit en Naad”. Bereddert mee het huishouden. Schrijft veel brieven en is zeer behulpzaam. Zij zorgt voor de “pakken” voor Bert en Sim. Een pak bevatte bv kledij, boeken, etensmiddelen enz. De inhoud werd streng gecontroleerd en moest op voorhand worden aangevraagd via speciale “formulieren”. Finneke was ook de fotograaf van de familie. Ze zal heel wat foto’s meesturen met haar brieven. Tijdens de verhuis uit Sint-Joris-Winge werd ze zwaar mishandeld door ‘misnoegden’ en kwam ze in het ziekenhuis terecht.

Bert: “Berreke”, Bertje”, “Prinske”,  Bert Wolfs, °1916, broer van Sim, studeerde Sociale Wetenschappen aan KUL.. Hij was geïnterneerd in “Het Klein Kasteeltje” (Sint-Joost-ten-Node). Is redacteur van het gelijknamig gevangenis maandblad voor geïnterneerden. Aangehouden in juni 1945, veroordeeld tot 5 jaar, en kwam in mei 1948 vrij (2/3 van de straf). Is heel bitter over zijn straf, volgens hem volledig ongegrond. Om zijn eindverhandeling KUL af te werken verbleef hij tijdens de oorlog een tijd aan de universiteit van Thüringen. Tussen Sim en Bert is er weinig briefwisseling, maar Bert schrijft naar de familie wel de meeste brieven, omdat hij langer geïnterneerd was. Bert wordt beschreven als de realist die met beide voeten op de grond staat. Hij zorgt er ook voor dat poëzie van Sim in het maandblad verschijnen.

Sim: “Simmeke”, “Simonneke”, “ons jongske”: °1919, jongste van de kinderen, regentes letterkunde Normaalschool Heverlee met literaire ambities, leerkracht. In 1939 verscheen al een eerste dichtbundel van haar, “De Dagtocht”. Werkt naarstig aan een tweede dichtbundel, die echter nooit zal verschijnen (ondanks aandringen van haar uitgever). Oogappel van haar vader en, zo wordt vaak beschreven met een knipoog: het “verwende nestje” van de familie.

Familieleden, vrienden en kennissen (vermelde personen in de briefwisseling in vetjes)

Yvonne: nicht van Sim. Was de dochter van een zus van Sims moeder. Getrouwd in 1946. Was zwanger in 1947 en in datzelfde jaar werd haar zoon Denis geboren. Woonde op de “Chausée” in Evere

Gaby Bijvoet (meisjesnaam Zimmerman). Over haar en haar gezin wordt bijna in elke brief verteld. Het gezin telt vier kinderen: Léon (°1936), Guy (°1938), Jacques (°1940, in de brieven “Jackie” genoemd) en Paul (°1943, in de brieven “Popolleken”, erg close met Pake Wolfs en Sim). Ook enkele broers en een zus van vader Jules Bijvoet (die vaak mee kwam kaarten ten huize Sim) duiken soms op: Germaine (soms “Maine” genoemd), Albert en Jules). Een hechte vriendschapsband met de familie Wolfs.

Foto: Finneke, zus van Sim met de kinderen Bijvoet in de Zoo van Antwerpen, 1947:

Tata: zus van Sims moeder, woonde op de “Chausée” in Evere, daarom wordt vaak geschreven: “we zijn naar de Chaussée geweest”.

Mr. Raskin: vriend van de familie, wordt vaak samen genoemd met de familie Bijvoet.

Mr. Draps: Uitgever en drukker van literair tijdschrift “Nieuw Gewas”, de redactievergaderingen vonden ’s zaterdags plaats ten huize Sim in Schaarbeek (Roosevelstraat, Brussel), ze was de redactiesecretaresse van het blad, en alle briefwisseling verliep langs haar (contactadres Schaarbeek stond ook steeds in het blad). Soms worden de bezoekende redactieleden vermeld (Sourie, Bilcke, Vervloet, e.a.). Bekende schrijvers publiceerden in het blad: Jos De Haes, André Demedts, de eerste publicatie van Roger Van De Velde, Basiel De Craene (organisator van de Vlaamse poëziedagen te Merendree, waar Sim nog hoopt te kunnen aanwezig zijn met haar poëzie)  e.a.

Colofon van het tijdschrift met het redactieadres:

Pitteke (soms “Pit” genoemd): goede vriendin van Sim

Mr. Symons (Simons): advocaat

Mr. Van Hout (soms gespeld als “Van Haut” of “Van Hautte”: advocaat

Jef van Tryphon: vriend uit Sint-Joris-Winge die regelmatig mee komt kaarten ten huize Sim.

Griet: zeer goede vriendin van Sim. Liepen samen school in Heverlee. Maar laat, tot verdriet van Sim, niets van zich horen.

Tinne (Gonnissen): zeer goede vriendin van Sim.

Dr. Martin (Georgette): gynaecologe van Sim (zal later haar gynaecologe zijn bij de geboorte van haar kinderen).

Zusters (Marie-)Paule en zuster Theresia-Jozef: Zusters van de Jacht, Heverlee, waar Sim school liep, en haar leerkrachten toen.

Mr. Jules en Mme Zulma : kaartvrienden uit Sint-Joris-Winge

Jef Van Grunderbeek: vriend uit Sint-Joris-Winge die een oogje heeft op Sim

Fonske Craenen: vriend uit Sint-Joris-Winge (zijn zoon Paul zal later collega worden op de school van Sim als turnleerkracht)

Jef “Poeske” Scherens, Sercu, Sterckx, Bartali, bekende wielrenners van toen

Opmerking: op 1 mei 1947 vond er een spellingshervorming plaats, dat is te merken aan de brieven van Sim na die datum, hoewel af en toe nog oude spellingsvarianten opduiken, de macht der gewoonte…


1947 Briefwisseling van en aan Sim

(getypte brief / Sim nog in vrijheid te Schaarbeek (Brussel), ze zal op haar proces ‘ter zitting worden aangehouden’, zo vertelde ze vaak, 9 dagen later op 10 januari 1947)

(Sim aan Bert) WOLFS ALBERT JOZEF N°261 VL.C.

Brussel, 1/1/47 (woensdag, Nieuwjaarsdag)

(linkerbovenhoek papier afgescheurd, enkele woorden dus verdwenen…)

(…) zooals beloofd schrijf ik je aanstonds zie je. Natuurlijk lagen al onze wenschen (…)  in het teeken van jouw spoedige verlossing. God geve dat er dan uiteindelijk in dit jaar een ware vrede geboren wordt. Dinsdagavond belde Griet ons nog op maar tevergeefs echter want Tres verwachtte ons zoo stellig en Lowie was er werkelijk gearriveerd. Hij zag er blakend uit en na zoo ‘n 27 maand kon hij de glaasjes niet buitengewoon goed verdragen. We hebben er danig plezier aan beleefd. Net Nieuwjaarsdag in de vroege uurtjes laveerde Corrie er nog aan met z’n trekorgel het heele kwartier wakker het was een zotte herrie en ons Finneke dacht weer op ons arm venke dat er niet bij was tot ik weer eens moest tusschenkomen “maar, mensch, die draaide nog meer zijne bonjour in illo tempore!”. Jij had ons toch ook gezegd dat we maar eens moesten lustig zijn. Onze pa en ons make zaten op hun eentje thuis en hebben tot na twaalf uur met de kaarten gespeeld vertelden ze ons en toen het klokkenkastje twaalf slagen beierde hebben ze mekaar eens hartelijk gekust ons ma in onzen pa z’n stoppelbaardje en onze pa in make’s zwart haarkoppeke waar er nog geen enkel grijs pijltje wil te voorschijn komen. Dit tot groot plezier van onze pa die steeds zegt dat ons ma toch niet zeggen kan dat ze van mizerie grijs haar kreeg! Louis is dan ‘s middags eens even thuis binnengeloopen. Die had toch bij ons Pake op Thiensche Straat samen soldaat geweest. Nu moeten we met driekoningenavond naar Griet daar valt niet aan te knuffelen we gaan en ‘t is daar verkleed bal. Ik had al gedacht van uw rijbroeksken aan te doen dat is zoo mooi met een wit blouske maar ons Finne verzet zich en onze Pa stookt me op dat het voor eenen keer geen kwaad kan. Hier op ‘t bureel wenschen ze je allemaal ook een spoedige bevrijding. Dat zijn hier allemaal ook weldoordachte menschen die de ware toestand der loopende zaken begrijpen. Ik schrijf nou gauw je briefje want menheer Van Haut zei me dat ik maar mocht naar huis gaan want zoo’n 2de nieuwjaarsdag is toch maar een kermismaandagske. Ik heb die menheeren hier moeten een nieuwjaarskus geven ‘k trok wel een scheef snuitje want da’s allemaal zoo’n oud getroddel, ze waren er toch mee in hun schik en dat half dagske vrij af is toch ook iets waard. Ja beste menneke zoo worden we dit jaar er weer eentje ouder. Ons Ma en onze Pa zullen dees jaar ook nog van ons niet af zijn, je weet ons Finneke die stelt maar haar hoofd op geen ventje dan op heur broederprins. Ik heb wel een grooter hart, maar het zijn allemaal kameraadschapscompartimentjes je weet wel dat liedje van den “autobus” met veel plaatsen en er ook nog een deel aan den lus! Ik zeg je maar dat m’n aloude waarheid, je moet je ook daarom niet beleedigd voelen. Die mannen dat zijn maar egoïsten, don Juans of zeeverventen, daar heb je dan natuurlijk nog categories in. Tot daar m’n eigen gefiselefeer. Vele groeten van alle kennissen. En van het kleine thuisnestje een hartelijke kussen gerei. Maandag gaan we naar den advocaat, dan is de verloftijd door en er wordt op vollen stoom gewerkt !

(handtekening van: ) Maman, Adolphine, Sim, Pake


(Sim nu geïnterneerd, twee volgende brieven nog vanuit gevangenis Leuven Centraal omdat haar proces op vrijdag 10 januari 1947 in Leuven plaatsvond)

(gevangenis Leuven, niet gedateerd, maar wel vermelding: “Feest der H. Familie” > brief gericht aan Make, Pake, Finneke (Finneke is dus vrij) > kan niet 1945 zijn, want Finneke in 1945 pas vrij op 12-02-1945), ook niet 1946 want dan is Sim vrij, dus waarschijnlijk 1947. Feest H. Familie: “In de oude kalender (voor het tweede Vaticaans concilie = okt 1962-dec 1965) wordt het feest gevierd op de zondag na Epifanie. Epifanie: “Verschijning van Jezus (maar wordt in de liturgie gevierd op de zondag na 1 januari als 6 januari op een weekdag valt)/ Doop van Jezus” > Sim aangehouden op vrijdag10 januari 1947 (3de aanhouding), dus waarschijnlijk  zondag 12 januari 1947, en ook “die me … bijna twee jaartjes vrijheid gaven”, dus zeker 1947)

(zondag 12-01-1947)

(Sim aan Make, Pake, Finneke op papier “Hulpgevangenis Te Leuven – Maria-Theresiastraat 82) (= Leuven Centraal, nu op nr 74)

Celn.: 2

Beste Make, Pake en Finneke,

Nou dat het juist vandaag het feest der H Familie is, zooals Eerw Heer Aalmoezenier daarstraks in de Mis zei, dacht ik op het toeval dat jullie daar nou ook met z’n drietjes als ’n verbeidende familie wacht. Wat onafwendbaar is komt en het is maar goed ook. Alles hangt maar af van het feit hoe we de omstandigheden aanpakken. Ons broertje is daar steeds een heerlijk voorbeeld van geweest. (1) Sim volgt dus noodzakelijk die lijn. Ik weet dat we nog die omstandigheden hebben te danken die me nog zoó edelmoedig bijna twee jaartjes vrijheid gaven (2). En ik zal toch nog wat moeten schoolgaan om m’n nukkige grilletjes wat in te toomen. Spijtig voor om Tooneel en Mr. Draps (3), maar sinds vrijdag voelde ik me toch reeds thuis in de Tragi-comedie! ‘k Had toch al stage gedaan (2) dus het wennen viel mee. ‘k Leer deze week gelijk ne schacht nou “pataten jassen” zegt Maine. Dus al iets voor ’t huishouden! ‘k Teeken deze week beroep aan en ‘k schrijf jullie oogenblikkelijk bij m’n aankomst op de hoogeschool te Brussel (4)! Doet aan alle kenissen de beste groeten onmogelijk ze allen te noemen. Zegt maar dat ik nu prententieus word want eigenlijk was ik op ons Bertje wat jaloersch, met dat herhaaldelijk beweren: “als Bert thuis komt dan…”. Nou ben ik er minstens bij!! En als we zoó rechtstreeks het relaas hooren van andere getroffen menschen zijn we nog bevoordeligd geweest, vergeten we dat niet! Finneke als ge in Brussel bezoekt brengt ge me dus een blouske mee voor twee stijve kraagjes en een rok. Alles loopt uitstekend en zorg nou maar eerst voor ons Prinske (1)! Lieve kusjes voor heel de gemeenschap erbij. Jullie winterjonksken.

(1) broertje / Prinske: Bert, 2de aanhouding op 21 juni 1945 gevangen tot mei 1948

(2) twee jaartjes: de periode dat Sim in vrijheid was tussen haar eerste en tweede internering

(3) Mr. Draps: Uitgever en drukker van literair tijdschrift “Nieuw Gewas”, de redactievergaderingen vonden ’s zaterdags plaats ten huize Sim in Schaarbeek, ze was de redactiesecretaresse van het blad, en alle briefwisseling verliep langs haar (contactadres Schaarbeek stond ook steeds in het blad). Zie ook zijn getuigenis à décharge in Dossier Sim.

(4) hoogeschool: gevangenis Vorst, Brussel, Sim zal daar aankomen op 17-01-47

(na proces Sim Leuven 10 januari 1947 en 3de aanhouding “ter zitting”, laatste brief voor verhuis naar Vorst)


Leuven, (woensdag) 15 januari 1947

(Sim aan:)

Beste Pake, Make en Finneke,

‘k Heb gisteren het briefje van Finneke ontvangen. ‘k Vond het plezant want ‘k had het hier niet meer verwacht. ‘k Kan wel verstaan dat iedereen wat bekommerd is, maar voor mij hoeft men absoluut geen kopbrekens te hebben. Het is maar louter toeval dat ik hier zit. Mr. Simons (nvdr: advocaat van Sim) kwam maandag eens kijken, hij zei me dat alles van den Voorzitter afhing indien me dezelfde jury was bedeeeld geweest als voor Germaine was ik zeker vrijdag mede afgereisd. Maar kom, zoo erg is het niet! ‘k Ben zelf verheugd nu dezen die het noodig hebben en te lichtzinnig praatten in Vilvoorde te treffen!

Hier in de Leuvensche gevangenis viel het me danig mee, zoo heb ik zoolang mogelijk uitgesteld beroep aan te teekenen om nog bij Maine en Roza te blijven want anders moet ik aanstonds naar Vorst en daar is het zeker niet zo intiem als hier. En wachten zal ik daar toch ook ’n tijd naar ’t beroep! ‘k Kan heerlijk papatten schillen en hier op ’t gazvuurke maken we kaascroquetjes, en spek met gefruite aardappelschillen, lekker! ‘k Ben er precies reeds op verdikt!

Breng mijn beste groeten aan de Familie Bijvoet en zeg dat ik Popollekes snoetebekske mis! Dat iedereen zoó bekommerd is om jullie vind ik echt ontroerend, ook Mr en Mme Jules niet vergeten.
Dat Mr. Draps zaterdag overkwam betwijfelde ik niet. ‘k Teeken dus ogenblikkelijk beroep aan en zeg hem maar dat ie maar eens me bezoeken komt. ‘k Bekommer me om het “Nieuw Gewas” en zooveel andere te voorbarige vooruitzichten enfin intusschen moeten Pa en Mr Draps dan, na op Berts gezondheid te hebben geklonken, ook maar eens op de mijne drinken, het slokske zal dan merkelijk grooter zijn nu ik er niet bij ben, maar ‘k veronderstel dat het niet minder deugdelijk zal zijn. Vandaag komt Griet dus, wat denkt ze over de houding van Mas? Vreemd dat hij niet te bereiken viel.

Donderdag –Daarjuist teekende ik beroep aan, al vonden ze het vreemd omdat ik zoo’n lichte straf had. Natuurlijk, had ik reeds 28 m gezeten liet ik het erbij maar zoo’n vooruitzichtje!… dan maar liever geriskeerd.

Daar juist ben ik m’n blousje gaan strijken, leuk! Ook dat strijken kan ik niet afleeren.

Morgen of waarschijnlijk begin der komende week beland ik in Brussel, weet ge dat ik ons Berreke dan kan gaan bezoeken. Buiten jullie twee officiële bezoeken.

‘k Stuur Germaine met een brief naar Mt Van Houdt. Ze neemt wellicht m’n plaats in afwachting tot ik keer.

Zoo beste menschkes, nu ga ik eindigen, hou jullie sterk en taai. Ik leid een luilekkerleventje en we vallen in ’t slaap bij ’t zingend moortje (ofte gammel) (1). Vandaag viel er een gebeurtenis voor. Maine zal wel vertellen. Om je slap te lachen. Eigenlijk wel eens goed zoo’n congeeke. ’t Mag anders geen eeuwigheid duren.
Lieve, hartelijke kusjes
van het Winterjongske
Sim

Ne goeien dag aan Jef v. Triphon! enz. enz en den schoenmaker en z’n vrouw… Tine, Hilda, Mme de Fraine – Eerens enz. enz.

(1) “gammel” = gamel: “een al dan niet gesloten bak(je) van RVS of aluminium, dat in het leger en bij de jeugdbeweging gebruikt wordt”

Alle brieven dagen nu een censuur stempel “PRISON FOREST” (=Vorst, Brussel) en/of parafering met potlood) Sim is verhuisd van Leuven Centraal naar Gevangenis Vorst (Forest)


Brussel, (vrijdag) 17n Januariavond 1947

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,
Zoopas ben ik van de reis uit Leuven in Vorst aangekomen. Germaine zal U wel vertellen hoe het ginder afliep. ‘k Ben met het transport langs Pitteke doorgekomen. Veel volk in den winkel. Natuurlijk had ze niet ’t minst idee op mij.

Jullie mogen me nou oogenblikkelijk komen bezoeken. Indien Finneke ’n pak meebrengt kan ze Bert z’n peignoir er in steken, een blouske met knoopjes voor de twwe stijve kraagjes, ook m’n zwart rokje of een kleed, een een doosje bruine blik. Ons Finneke gaat dat onthouden, niet? ’k Ben gewoon reeds ‘k had voor de lieve nonnekens de beste groeten bij van de zusterkens uit Leuven. Ze zijn zoó vriendelijk.

Dit schrijven dus om jullie van m’n aankomen te verwittigen.

Lieve hartelijke kussen.
Sim
groeten aan de massa kenissen (sic)


Schaarbeek, (maandag) 20/1/47
(links boven: Simone Wolfs P.M Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste Monneke,

Vandaag gingen we met ons vieren. Pit was erbij maar we mochten u niet bezoeken. ’t Bezoek is nu voor zondag aanstaande in den voormiddag zoo dan moogt ge ons verwachten behalve Pit want ze wordt niet toegelaten, ge kunt zelf nog eens proberen bij Bestuurder ge kunt nooit weten. Germaine is zondag voormiddag met haar verloofde hier geweest ze is niet lang gebleven ze komt een anderen dag terug, ze is ook bij Mr. Van Hautte geweest hij was heel kontent. Vrijdag ben ik nog bij Mr. Galle, Mr. Draps en M. V. Hautte geweest. Ze doen allen om ter felst. V. Hautte vroeg me als er veel werk was of ik dan een handje kwam toesteken om wat te klasseeren enz. ‘k Heb natuurlijk gezegd “met veel plezier”. Mme V.D.B. heeft ook haar diensten aangeboden en nu Germaine, nu zijn we er eerste en zoo houden wij uw postje in eere. Mr Draps is zaterdag weer hier geweest en doet er veel groeten. Vandaag belde ik hem op om te zeggen dat g’in Brussel zit, hij ging vandaag tot bij advokaat, ’t was misschien goed dat g’hem zelf ne keer schreef. Zijn er geen bekende zusters ge moet u eens bevragen achter de zuster van Albert Van Vlasselaar (Berre van Reynders) ge zegt maar dat ge de kleindochter zijt van Petrus Wolfs. ‘k Geloof dat ze Zuster Marie Paul is ‘k weet het niet goed en Berta Van Cauwenberg (Zuster Theresia Joseph). Zondag geven we uw ander schoenen die in daim dan kunt ge de andere mee terug geven. ‘k Hoop dat ge vandaag uw pak hebt ontvangen, het andere gevraagde van het formulier zullen we u zondag bezorgen, uitgenomen ‘tgene ge al hebt. Pit doet u speciaal veel groeten dat beste kind houd heel veel van u. Jammer dat ze u niet kon zien. ’t Is me gans onmogelijk de groeten van al de kenissen te doen ‘k doen het van zelf mondeling zondag. Onzen Albert schreef ook een schoon moedig briefje. Monneke ’t is laat hoor! En slaap wel.

Pake, Make en Finneke.

N.B. Simone! Na mijn thuiskomst zie ik dat ik het doosje met naaibenoodigheden heb vergeten in de zak te doen ik breng het u zondag. A.

(achterzijde schreef Sim in potlood enkele verzen van een gedicht “We hebben onzen strijd voor dit ons volk / De morgen glooide klaar… etc.” + tekening van dame – hoofd & arm zijdelings)


Schaarbeek (woensdag) 29/1/47

(links boven: Simone Wolfs P.M Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste Monneke!

Zoo als beloofd hier is ’t briefje. Verleden zondag waren we rap terug thuis, met dat koud weder blijft Pake goed binnen. Mr. Draps belde ons op en is ’s avonds gekomen. Dat gaf ons toch weer wat moed. Gisteren zijn we naar ons Bertje geweest en altijd even flink komt hij er voor, wij hebben alles uitgelegd over u en heeft terug veel moed want hij zegde ons dat hij eenige dagen terneergedrukt is geweest na uw aanhouding, voor zijn eigen trekt hij het hem niet aan maar voor zijn jongste zusje vond hij het te straf. Verleden woensdag zijn ik dus bij Griet geweest, sinds van haar niets meer gehoord. Ik heb ook Tata in uw plaats bedankt voor de katoen die ze aan u had gegeven. Pitteke kan het zonder u niet wennen hoor! Zeg ge moet nu zondag in uw brief 2 formulieren voegen hoor! Eén voor ’t vuil binnen en een ander voor ’t zuiver, want anders mag ik het de volgende maal niet meenemen of afgeven. De bijvoegende zegels voor brood moet ik die zenden of afgeven? En hoeveel? Moet ik geen geld opzenden? Geef dan ook ’t nr. van postcheque.

Verder stellen Pake en Make het heel goed. Mr Jul en Mme Zulma zijn hier geweest en daarmee konden ze weer kaarten. Zeg als g’iets speciaal te zeggen hebt kunt ge naar advokaat schrijven of moest g’iets noodig hebben. Verleden week is Jev V. Tryphon bij Dr. De Jonge geweest die verwonderde zich erg als hij nieuws van u hoorde. Pake zegt als ’t zondag acht dagen niet te koud [is] dat hij ook mee komt maar nu met die erge koude blijft hij bij ’t stoofken. Naar zoo hooren van Mr. Draps zijjn ze met uw geval volop bezig, ons Pake neemt van zijn pijpken tot groote voldoening wat misschien gebeuren zal. Voor nieuwjaar ontvingen wij een schrijven van Clara Roels ‘k heb haar terug geschreven haar Papa zijn geval was ook nog niet opgelost.

Zeg moogt ge tijdschriften of boeken ontvangen? Zeg ’t is me gansch onmogelijk iedereen te noemen die u de groeten doet maar voor Pitteke moest ik het heel speciaal doen, want die ziet u al binnen komen op de Chaussée. Nu eindig ik met veel liefs van ons allen.
Pake, Make en Finneke,

En veel groeten van ons Berreke.

(achterzijde: veel cijfers > kaartspel?)


Brussel (zondag) 2 februari 1947

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,
‘k Zend jullie hierbijgevoegd een formulier voor het pak van zondag. Finneke zal daar wel voor zorgen. ‘k Ontving samen gisteren twee brieven van jullie. Eigenlijk moest ik vorigen zondag geschreven hebben. ‘k Zal aan den Heer Directeur vragen om den zondag te schrijven die buiten m’n bezoek valt, en om zondag a.s. naar ons Bertje te schrijven.

De advocaat zag ik deze week niet. ‘k Heb anders n uitstekende moraal en stel het opperbest. Dus om mij geen zorgen. Stel maar eerst alles voor Broer lief aan ’t werk.

’t Weer verzacht voor ons Pake! Dus zondag?…

Vele groeten aan familie en kenissen en ’n heelen hoop kussen

N.B. 4 zegels nr.1. in het pak doen a.u.b.
Sim

(Ongedateerd, maar ondertekend met “Winterjongske”, dus vóór 21 maart 1947, én het antwoord van Finneke op deze brief lijkt te kloppen, dus waarschijnlijk dinsdagavond 11 februari 1947)


(Vorst)

Dinsdagavond

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,

‘k Vind ’n gelegenheid om jullie vlug wat te schrijven. ‘k Hoop dat ons Make en Finneke zondag goed thuisgekomen zijn en ons Pake heerlijk over z’n Simmeke hebben gerustgesteld. Ons Finneke zorgt werkelijk buitengewoon voor de pajes. Dat is nu wel wat anders om “op ’t droge” te zitten dan voor 2 jaartjes (nvdr: Sim verwijst hier nar haar 1ste & 2de internering, september 1944 – februari 1945). Zuster Paule heeft zondagavond met mij komen praten en ze kende de familie bij Boma heel goed. Ze had ook al de doodsbeeldekens van de tantjes en Boma ontvangen. Ze zegde als ik wat noodig had moest  ik het haar maar vragen. Gisteren kreeg ik er een supplement brood van. Dat is toch lief hé! ‘k Moest jullie vele groeten doen. In de werkzaal moet ik de Vlaamsche boeken voorlezen, dat doe ik liever dan die borstels maken. We zijn bijna den ganschen/
dag buiten de cel en werken in een groote zaal? Het is precies of we kostschoolmeisjes zijn. Op dit oogenblik zit ik in m’n bedje te schrijven? Het celleke ziet er huiselijk uit – ‘k Zorg dat er alles properkes blijft – De dagen vliegen hier voorbij en we hebben nauwelijks tijd om te lang te mijmeren – Ik zing alle dagen m’n operaliedjes en ze vinden dat plezant. Hoe is het met ons Berreke? Vandaag zijn jullie dus bij hem geweest. Dat het ventje nu maar vlug vrij komt – Zou de advocaat dat werkelijk meenden met deze maand? Enfin we zullen afwachten – en hoopvol naar de schoone dagen kijken die voor ons vijvekes dit jaar zeker ons deel worden. Finneke stuur “Nieuw Gewas” door, en vergeet niet aan Mr. Draps te zeggen dat ik elken/
zaterdagavond in gedachten in ons voorplaatske zit. Ik zie jullie dan wijselijk peroreeren over de twee afwezigen. Finneke in het volgend pak steek je dan een doos talk en de vrème Tho-Radia (tube huidcrème voor ’s nachts) en een fleschje eau de cologne alsmede wat roze poeder. Ik zal zondag de formulieren versturen.

Doet vele groeten aan de bekenden en de familie. Komt Jef nog met de kaart spelen – zeg tegen Germaine dat ze een recht appelwijf is – Zeg Finneke zou ik geen abonnement nemen op een blad ook “Het Volk” zooals onzen Bert voor 1 maand bvb vanaf de 15de nu. Want nu is er op dit oogenblik geen blad meer in de cel en het is interessant zoo wat uit de/
buitenwereld te volgen – Dit indien je niet nog niet heel zeker zijt van m’n beroep want je weet de advocaat zei me voor een drietal weken dat het nog 2 tot 3 maanden kan aanloopen.

Van Griet wat gehoord? Zeg maar dat het niet flink is niets van zich te laten hooren – Lieve goeten aan de familie Bijvoet –

Nu wordt het tijd want na enkele oogenblikken gaat het licht uit en slapen we lekker in – ’t Was natuurlijker plezanter als ik met ons Finneke kon wat ruziemaken dat onze Pa er moest tusschen komen, maar dat komt wel en ook nog dat Finneke zal zeggen: “Zat ze nog maar wat op ‘ droog!”.

Maar ‘k maak zoovele goeie voornemens ja dat groot

Winterjongske


Schaarbeek (woensdag) 12/2/47

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Erg blij waren we zondag uw moedig gezichtje te zien, breikatoen mocht ik niet afgeven, jammer hé! Daarna naar Tata, met Pit naar de kerk en kerkhof dan terug voor de middag bij Tata dan Pit met mij naar ons, immers Kristine kwam haren “Bie” [?] goeiendag zeggen dat arm schaap is in de wolken met haar komende trouwdag we hebben er al veel plezier aan beleefd en voor Pit was het weer iets dat haar doet lachen, dat meisje is toch zoo erg om u bekommert [sic], zaterdag vertrekt ze naar Malmedy tot ’s woendsdags, in plaats van u zal nenonkel haar vergezellen. ’t Zal er wat zijn als ge naar huis komt en ge stapt eerst bij Tata binnen. Gisteren zijn we naar ons Berreke geweest en zooals gewoonte weer buitengewoon goed, nu heeft hij ook goed gedacht in de zaken maar naar hem moet ge niet zien zegt hij, maar zorgt voor ons Simmerke voegt hij er bij; daarna zijn we goeien dag gaan zeggen aan die van de Bareel in de “Rue de Flandre” en dan naar de Chaussée en als Ma en ik dan zo rond 7 uur ’s avonds thuis kwam was onze vriend Draps juist weg met heel goed nieuws voor ulle beiden ’t zal heusch niet lang meer duren ge zult het van den advokaat wel vernemen. Toekomende vrijdag is ’t hier samenkomst van “Nieuw Gewas” en ‘k zal dan ’t nummer zien met uw gedicht (1), hij denkt dat Sourie (nvdr = redactielid) ook mee komt, ‘k zal dan weer zorgen dat het goed warm is maar daar zal ons Pake wel goed voor zorgen. Vandaag belde Mr. Bamps mij op, eerst moest ik u veel groeten overmaken en vroeg naar wat nieuws ik heb hem gezegd dat ’t niet te lang meer zal duren, hij zegde me dat Mr. De Corte die ge wel kent, hen zoo goed mogelijk hielp met vertaling enz. tot gij terug zijt, ‘k vind die menschen erg vriendelijk hoor! Zeg Monneke morgen donderdag schrijf ik verder aan uw briefje hoor! ‘k Ga slapen!

Donderdagavond, hier ben ik terug! De zaak van Leon is uitgesteld tot een maand. Mme. V.D.B. is hier geweest. Ik ben met Mme. Bijvoet uit geweest. Het doet ons plezier dat die zuster Paul zoo vriendelijk is. Als ge uw formulier stuurt er alles goed opzetten wat ge noodig hebt, bij het slaapkleed zal ik dan ook het flannelen meegeven ‘k heb vandaag alles gewaschen. Van Marguerite hoor ik absoluut niets Voor mij is ’t wel te koud om naar de beurs te komen, wellicht is ze in voorbereiding van de karnaval te Aalst, bij Pit hebben we alles nog opgehaald van verleden jaar van die film “Op de brug” met die schoone operazang het was toen iets eenigs ‘k vertelde ook aan ons Berreke van die “Gisela” die trok oogen. Morgen ga ik naar de Zandstraat voor “Het Volk” voor U. Nu beste zusje ga ik eindigen met veel

Beste kussen van Pake, Make en Finneke.

(1) Het gaat om het gedicht “Voor een Afwezige”, dat Sim schreef voor haar broer Bert, ‘afwezig’ omwille van zijn internering. Kopie uit “Nieuw Gewas”, nr.4, 1947:


Brussel 28/2/47
Vrijdag namiddag

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Wij hebben op uw briefje gewacht maar helaas niet in de bus, ge weet dat Pa graag ook iets verneemt van zijn jongste. En zoo heb ik Pit verleden zondag moeten beliegen, al is ’t bezoek dan kunt ge toch nog goed een brief schrijven zegt Pake! Ons Berreke zijn briefjes komen altijd regelmatig aan. Verleden dinsdag was het als altijd heel goed er mee de advokaat was er zondag niet geweest ‘k was natuurlijk heel slecht gezind dat hij bij ons Berreke nog niet was geweest dat hij ‘k belde dan aanstonds Mr. Draps op en toen stelde die ons weer gerust dat hij donderdag gisteren dus ulle beiden ging bezoeken nu ben ik benieuwd of dat het eindelijk zal waar zijn. Nu ‘k hoop dat ge hem gezien hebt! Uw gedicht van Nieuw Gewas was voor Albert geen verrassing daar hij het al had van vroeger. Verleden zaterdag is ’t surprise party geweest bij Claessens verjaardag van Mia we wisten het van Rubens Pol Kerreman was er ook, nu er was geen gevaar Sim was toch niet daar. Polleke is hier op mij aan ’t wachten we gaan naar Hilda (Paaschbloemestraat) Maandag zijn ik naar Leuven geweest. Zondagavond bij Mme Bijvoet verjaardag van Jackie. S’ middags is die Mm van Hekelgem hier geweest tot zes uur. Woensdag achter fietsbanden gaan zien. Gisteren waschdag. Make maakt voor haar een groene pul-over. Pake vind dat ik al genoeg geschreven heb, naar iemand die hem toch niet schrijft.

Zeg Monneke ge weet dat wel dat ons Pake licht getreft [sic] is als g’hem wat op zij laat liggen. Zend zooals gewoonlijk uw formulieren! Verder gaat hier alles zijn gewonen gang en hoop op goed nieuws van de [C/b?]astelberg. Heel veel liefs van ons allen.
Pake, Make, Finneke.

(achterzijde tekening Sim: silhouet van -naakte?- dame met bh/borsten?)


Wolfs Simone cel 92 schreef vorigen zondag niet

Zondag, 2n Maart 1947
(Sim aan: )

Lieve Ouders en Zusje,

‘k Schreef jullie zondag niet, daar ik toch dan bij ’t bezoek telkens m’n wederwaardigheden vertel. Nu stuur ik dan meteen de beide formulieren op voor toekomenden zondag. Ons Finneke had natuurlijk zooals trouwens hr gewoonte is, flink voor het pak gezorgd. ‘k Zie jullie op dit oogenblik in het leuke voorplaatske keuvelen dat er des te aangenamer uitziet met de naar binnen slaande helligheid van de versche sneeuw! Ons Pake is er toch de trouwe wacht bij ’t kacheltje en ‘k hoor hem wijselijk zeggen Ons Simmeke is heur achtste week begonnen. Wat gaat de tijd ongewoon snel voorbij. Ik zou zelf dezen tijd van m’n tweede inkerkering als een vruchtdragende bepoeving (voor dat wispelturig karakterkind!) aanvaarden, als ik voor onze menschjes thuis het niet wist als een weeëige hunkering en een steeds immer bekommerd zijn. Nu besef ik nog meer dat het voor jullie zwaarder valt dan voor mij zelf. Jullie weten hoe ons Bertje er steeds over schreef. Dus Pake kop omhoog, daar zit zon en lente in de lucht vandaag en veel versche hoop. Je weet je gaaft aan je kinderen keiharde koppen mee al erfden we ook een deeltje van je teere hart. Het doet me goed wat eenzaam, gezond over de dingen en menschen te oordelen. Gisteren kwam de advocaat, hij was ook bij broerlief geweest. Hij denkt m’n geval deze maand voor te brengen. Hij vroeg nog naar het medisch getuigschrift en zou het langs Simons aan Dr de Jonghe laten vragen. Hij bracht me tevens de groeten van onze trouwen vriend Mr. Draps. “Nieuw Gewas” was me een welgekomen bode van de literaire bloeiende bedrijvigheid van het groepje dat ik zoó noode gedwongen verliet. Ik ontving slechts 3 maal m’n dagblad. ‘k Schreef voor een paar dagen naar de directie Zandstraat 17. Nog geen resultaat. Vele groeten aan alle kenissen vooral Pitteke en haar familie, Mr en Mme Zulma en Jef die kaarstepelers! – Willen jullie ook wat geld voor de kantien opsturen: PCh. Nr. Gevangenis Vorst 29.65. en zondag zooals gewoonlijk het pak 4 zegels nr.1.

Hartelijke kussen,
Sim

(achterzijde in geschrift Finneke = lijstje voor ‘het pak’: “1 laken, 1 slaapkleed, 2 hemden, 1 combinaison, 4 broeken, hygiënische banden, 2 p. kousen, 1 witte blouse, 1 voorschoot, 10 zakdoeken, 1 borstel, 1 p. champoing, 1 fl. Petrole Hahn, 1 photo, 4 handdoeken, boek “Kermis van Rosse Lei” (nvdr = boek uit 1932 van Jaak Langens, tekeningen: Leo Meurrens; Rosse Lei is ‘de deugeniet van Tongeren’, figuur uit het boek, naar hem is een wandeling genoemd, er is ook een beeldje langs de route)


Nota voor Censuur: Heb zondag 9n niet geschreven daar ik dien dag bezoek had.

(zondag) 16n Maart 1947

(Sim aan: )

Beste Ouders en zusje!

Daar zit vandaag ’n jonge lente in de lucht! We hebben in ons celleke het raampje wagewijd laten openvallen voor een stukje lucht met veel zon en ’n stukje steedsche huizekes! ‘k Ben even hoopvol als dit eerste lokkend weerke vandaag en nog in gelukkig van m’n laatste bezoekdag vorigen zondag, ons vaderke kwam me er zoo jeugdig en frisch voor dat het me warm om ’t hart deed – vooral bij ’t verhaal der pittige anecdootjes van het kaartspel. Dan moest ons moederke dezen keer dus thuiswacht houden, anders met z’n drieën kunnen jullie ook komen, maar ‘k begrijp dat een driestemmig koor moeilijk in te studeeren valt!! Zoo zette ik dus vorigen maandag zoetjes m’n 3de maand of in ’t geheel m’n 8ste maand in. Ik zeg zoetjes ach ja wat een heerlijk voorbeeld is m’n Bertje om er het optimisme niet bij in te schieten integendeel! Het doet goed in deze afzondering de comedie van een kleine en grootere wereld in en rond u nuchter te beschouwen. Zoo is de wederopvoeding die me milddadig ten deele werd er toch eene in de heel zuivere en persoonlijke interpretatie van het woord. Alles hangt af van de wijze waarop jullie deze laatste beproeving dragen, zooals Bertje het immer pleegt te zeggen. En ik weet dat ik daarover gerust mag zijn. We verblijven maar bitter weinig in de cel en werken in een ruime zaal. Deze maand verdiende ik er 89fr.!! ’n heele rijkdom niet? ‘k Lees gansche uren de Fransche en Nederlandsche werken voor. Toen ik deze week “Rubens” uit “Uren bewondering voor groote kunstwerken” voorlas (nvdr: een werk van Cyriel Verschaeve uit 1924) leek het me terug voor m’n luisterende klas te staan en ’t gaf me weeë herinneringen maar toch ’n heerlijke afwisseling tusschen ’t prozaïsche wentelen der gevangenisdagen. Voor poëtische productie blijft de tijd te snel te gaan en de cel te luidruchtige (mea culpa!). Finneke het pak is tip-top in orde hoor! Breng Zondag een zakje champoing voor ’t hoofd mee ook en voorts zooals gewoonlijk. Die stijve haarborstel mag ’n gewone stijve borstel zijn maar met heel fijne haartjes (chien dent.) Finneke voeg in m’n pak ook ‘ns die mooie foto waar je samen met ons make in groep staat in Namen klaar om naar “le Chateau de Namur” te vertrekken. Ons make staat daar zoo flink op en ’t is om de Cel te versieren. ‘k Heb jullie al allen hier in een kadertje hangen hoor! Hartelijke groeten aan familie Bijvoet en kennissen – natuurlijk onzen vriend Draps “een baken van hoop”. Elken zaterdag zie ik het huiselijk tooneeltje, niet vergeten. Pitteke en Familie. Hoe gaat het met Yvonne en hr baby? ‘k Heb  m’n dagblad nog niet ontvangen. Hoe is het met Griet, de ontrouwe? Zeg dat ze me ‘ns schrijft. Ook niet vergeten de boeken “De Witte” en “Kermis van Rosse Lei”, ‘k heb toestemming ervoor bekomen.

Vele dikke kussen, Sim


24 Maart ‘47

Maandag morgen

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Zooals beloofd hier is uw briefje. Wij waren heel gelukkig na het bezoek bij ons zonnig Simmeke, ge ziet er waarlijk goed uit hoor. Pake wil niet dat ge maar iets te kort komt, iets noodig moet gij ’t absoluut vragen. Gisteren was dus ’t feest van Gaby ’t ging er heel gemoedelijk tusschen de kinderen Tante Mia en nonk (nonkel?) Piet was er ook. Hij vroeg natuurlijk dat ik ’t niet was vergeten van het dansen ’k antwoorde (sic) hem dat gij hoopte het met hem te doen bij u thuiskomst. Toekomende zondag ben ik g’inviteert op de 1ste communiefeest van Jackie, ‘k ga dan photos nemen en ik zend er u dan wel. Pake en Make zijn weg van dezen morgen om gaan te luisteren naar de kozijn van Mr. Eugene ge weet wel wie hé! Daarna gingen ze om de schoenen van Albert bij den schoenmaker. Ivonne is daar juist hier geweest om te vragen bij haar alle dagen te komen daar ze twee, drie maand moet rusten. Was uw pak goed in orde ‘k gaf ’t boek af van “Kermis van Rosse Lei” Als ik die woensdag met Margriet uit was vond zij het niet schoon dat onze Albert haar nooit schreef en ik vroeg haar dan, hebt gij hems soms geschreven, maar neeë Finneke, riep ze uit, ’t is toch niet aan mij om eerst te schrijven, ze moet altijd maar weten wat hij zegt van haar, ‘k moet haar anders bewonderen dat zij het zoo lang vol houd. Want naar ze zegt heeft ze veel kandidaten, als ik haar iets vraag van Carnaval van Aalst zegt ze heel weinig, onze tegenwoordigheid was er wel niet gewenscht na de ontgoocheling van verleden jaar, ze sprak er nog over, ’t was toch niet schoon van Sim. Nu dat doet me nog de tranen uit de ogen lachen met Fakir enz… en Jan de zogezegde kandidaat. Morgen gaan we naar ons Bertje ‘k ga hem uw briefje voorlezen dat zal hem plezier doen, daar hij als voorbeeld strekt voor zijn zusje. Pake is heel blij dat gij alles in ’t dagblad kunt volgen, en zoo volgt hij met u de ontelbare sportnieuwsjes. Wij hebben ook Ledoete (?) ontmoet hij heeft een goede plaats maar weinig tijd éen van de avonden komt hij eens af hij doet u heel veel groeten hij gaf zijn nummer om te verwittigen bij ulle thuiskomst. Nu ga ‘k eindigen want ik moet ons Bertje zijn pak nog maken en eindig met heel veel liefs van ons drietjes.

Pake, Make en Finneke.


Nota censuur: Daar ik vorigen zondag bezoek had schreef ik dien dag niet.

Vorst, (zondag) den 30n Maart, 1947

(Sim aan: ) Lieve Ouders en Zusje,

Woensdag kwam Finneks brief me waarlijk verrassen, toen ik reeds langs het begordijnde tralieraampje den doezelenden avond langs de torentjes zag glijden. Wat is zoo’n luttele boodschap steeds een dankbaar liedje waard! Ja, dat zorgende zusje heeft met haar twee “boevenkinderen” wat om de ooren. Het jongste van deze twee beseft steeds beter hoe heerlijk het is zoo’n moederke om alle noodwendigheden te weten. En indien ik soms nog nukkig was, was het nog omdat ze me te zeer vertroetelde. Wat een zware schuld we aan haar te voldoen hebben! Dat weten onze oudjes best. De zorg, die de twee ballingschap zijnde spruiten in zich voelen juist om onze oudjes, wordt zoo licht omdat ons Finneke alle hulp en tastbare genegenheid ter plaatse geeft, voor ons drietjes samen. Dat het me zondag heerlijke Lente scheen in jullie gezichtjes was me ’n warme riem onder ’t hart. Dat moet ons Berreke ook deugt (sic) doen jullie zoó te zien! Vandaag, Palmzondag. We hebben met het zangkoor alles in “Hossanah” doen schallen. Zoo juist ontvingen we in het celletje een takje palm. In herinnering leefde ik jaren terug als we palmen gingen langs de veige vette akkerlanden en er over de sluimerende gronden een groote belofte hing. Net zooals nu hangen er zooveel belofte en verlangens in de lucht en ook éens wordt het vreugdige Paschen voor ons! In afwachting werden de bezoeken voor mij Wolfs op Zaterdag gesteld van 13 tot 16u. Dus een dagje vroeger! Het dagblad bekom ik normaal. Pake ik volg de sensationeele sport en andere berichten met Sercu langs de bonkige wegen der Vlaamsche weg reuzen. Vandaag heerscht er spanning te Wevelgem. ‘k Pronostikeer op Bartali, ge weet wel dat is samen met Bonduel m’n favoriet!! Ons make kijkt reeds verstoord met dat sportgebazel! Waarom werd ik ook ’n meisje hé!!! Nu de practische kant. Hierbijgevoegd de formulieren. De studieboeken die ik vraag zijn in de bibliotheek behalve “Pelgrimstocht der Menschheid” (nvdr: ondertitel “Geïllustreerde wereldgeschiedenis van de oudste tijden tot heden”, 1937, 843 pp.) vraag aan Jef of hij het bij Oom Leander  (nvdr: Leander is broer van vader Sim) halen wil voor me. Jullie moeten niet vrezen voor dit waardevolle werk. Het blijft mijn eigendom daar dit studiemateriaal is en ik op m’n eentje eens terug een geschiedenisoverzicht op het oog heb. Voor het tweede werk. Ik bedoel twee kleine brochuurtjes die ik bij N. Stercke kocht “De Nieuwe Nederl. Spelling” ‘k wil er niet voor ten achter blijven. Vanaf 1ste  Mei wordt die spelling algemeen overgenomen. Ook voor Broerlief zou het heel nuttig zijn. Finneke voeg ook m’n beige jas bij. M’n bontjas geef ik terug mee naar huis. Ook ’n doek om m’n complet in te hangen en 3 kapstokken. Zoo kom ‘k aan ’t einde met een heelen boel hartelijkheid ook voor alle kennissen. Feliciteer Jackie met z’n 1ste H Communie! ‘k Verwacht de foto’s dus. Groeten aan Pit en Familie, Fam Bijvoet en Mr Raskin en de dansles? Vivat de “waltzer” hoor! Mr. Draps niet vergeten! Tot zaterdag 5de ! Vele dikke kussen overmaken ook aan Bert. Jullie Lentelot (Winterjongske is nu voorbij!) Sim


Schaarbeek 21 April ‘47

Maandag avond

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Gauw schrijf ik u dees briefje omdat het nog tijdig bij u zou zijn. We waren zaterdag toch zoo gelukkig u zoo flink en moedig te zien, wat ons Pake bijzonder vermaakte, want, uw geschiedenis van Parijs-Brussel, ‘k heb het zaterdag bij Gaby ook verteld daar moesten ze lachen hoor! Ze trachten allen nog u weer te zien. Na ’t bezoek zijn we naar Pit geweest, dat kind krijgt wel iets als g’er uitkomt, René van Malmedy was daar, natuurlijk ook veel groeten, daarna terug naar huis. Marcel van Scherpenheuvel ging dan naar de statie we hebben er nog veel plezier mee beleefd, eerst had hij ons adres aan Fonske Craenen gevraagt (sic) maar die wist ’t niet meer en zond Knudde naar Jef Van Grunderbeek natuurlijk die wist het nog, in de week komt hij terug nu ge weet onze Pa kon hem graag lijden van in den tijd in de kliniek te Leuven was hij toch een trouw bezoeker. ’s Avonds zijn ik nog bij Gaby geweest. Verleden week is Mr. Raskin naar een bal geweest in den Atlanta en zag er Pol. Kerreman. Zondag ben ik den heelen dag thuis gebleven. Gaby was met de kinderen en Tante Mia naar haar maman in Antwerpen. Vandaag maandag ging ik als gewoonte naar Ivonne, ‘k vertrek om 8 uur en ’s avonds na ’t souper kom ik terug, nu dezen avond moet ik ons Bertje zijn pak klaar maken, uw briefje schrijven en ’t is weer laat geworden en na zoo’n goed gevulde dag slaap ik lekker hoor maar zonder ons Monneke toch iets minder, hoor! Maar ik leef op hoop omdat ik weet dat éen van de dagen het goede nieuws wel komt. Pake, Make en ik hebben hier al oneindig veel luchtkastelen gebouwd want die menschen waren toch zoo blij u zoo zonnig en lustig te zien, morgen vertellen wij het ons Bertje en dat maakt hem blij want ’t eerst wat hij vraagt is “vertel eerst wat van ons Simmeke”. Zeg Monneke ‘k heb in ’t bureau zoo wat orde gemaakt en vond de twee boekjes “Nieuwe Nederlandsche Spelling” als ge ze nog bij wilt ze ze dan op ’t formulier voor zaterdag achtdagen. Zeg dien gehaakte soutien was ik vergeten dus volgende keer. Ik voeg hier in ’t briefje een photo bij van ons Pake in ’t venster van de bureau. Jef Tryphon is in de wolken als Pa alles vertelde. Germaine heeft me geschreven en ik zou nog moeten antwoorden ten éen of anderen dag ga ik hem in Antwerpen ne keer bezoeken. Mme. Van de Bosch hier geweest ook veel groeten. De kleine van Ivonne is een heel lief manneke ze heeft zondag photos genomen en zend ze u dan volgende maal. Beste Monneke ’t is laat en ik eindig met beste kussen van ons allen.
Pa, Make en Finneke.


Vorst, (woensdag) den 23n April 1947

(Sim aan: )

Lief Make, Beste Pake en Bezorgd Zusje,

Al was het bezoek vorigen zaterdag buitengewoon snel afgeloopen toch deed het weer eens goed jullie drie lieve gezichtjes te zien. Make bezorgde me wat wenkbrauwfronskes. Ze moet maar goed luisteren naar dokters voorschriften. Dat onze Pake zoo goed voorkomt is me hartversterkend, die moet ons moederke nu maar de les opzeggen. Jullie zijn verwonderd m’n briefje reeds te ontvangen maar er is weer al eens een afwisseling in de correspondentie. Reeds de 4de sinds ik hier ben, dan was het in Leuven wat ernstiger. ‘k Moet me telkens er kwaad bloed in maken, al is dat in deze omstandigheid nu vruchteloos. We schrijven nu ’s woensdags als we een brief ontvangen. Zoo pas gleed Finnekes briefje onder de deur door en Pakes foto’s. Deed me veel plezier hoor! Vandaag was ik ook ’n ganschen dag in de cel gebleven om de verzen voor Mr Draps af te werken. ‘k Stuur ze hem dan rechtstreeks door. Het is voor den prijskamp  bij de poëziedagen te Merendree (1). ‘k Hoop dat ik er bij kan zijn! Ja, ja Pake Parijs-Brussel was hier ’n heele herrie m’n renners prijken hier gloriënd in de cel. Sercu en Sterckx voorop. Ook voor de zesdagenmannen is er ’n plaatsje. De andere celgenooten beleven er ook al plezier mee en supporteren danig als ik ’t relaas van de koers geef.  In Terkamerenbosch had ik er graag bij geweest! Vele groeten aan alle kenissen sjiek volk dat in de “Atlanta” dansen gaat hola! En dat dierf in ’t Witte paard geen danske wagen! Wacht tot ‘k er uit ben! Veel groeten aan Gaby en Jef niet vergeten, die krijgt nog ne dikke kus voor ’t dikke boek. Finneke ge moet in de maat blijven hoor niet te laat slapen gaan! ‘k Had je zoo’n lief briefke willen schrijven toekomenden zondag voor je verjaardag maar ’t is gemeend hoor! Toekomenden keer komen jullie wat vroeger naar ’t bezoek he? Dan is ’t langer. Vele kusjes voor ons Berreke.
Jullie Sim

(1) “Poëziedagen Merendree“:  aankondiging augustus 1945:

De Poëziedagen van 1947 zal Sim niet kunnen bijwonen vermits ze dan nog geïnterneerd is.

Foto van het publiek in 1946 met Basiel De Craene vooraan (via Letterenhuis):

Foto van het publiek in 1946 met Sim (witte pijl) (collectie Letterenhuis)

 


Schaarbeek, 5 mei ‘47

Maandag middag

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Liefste zusje!

Hier ben ik dan met het beloofde briefje. Voor ons drie was het zaterdag éen van de schoonste bezoeken sinds uw aanhouding ‘t was werkelijk een goed, lief braaf Simmeke die wij achter de tralies zagen, Pake en Make waren zoo gelukkig ze spreken er nog gedurig over maar hun vreugde steeg nog meer toen zij ’s avonds ’t bezoek ontvingen van onzen vriend Draps, hij kwam met veel goed nieuws ’t zijn deze keer geen prullen hoor. Een vooraanstaand vriend van hem is terug waar hij vroeger was, ik heb de afschriften en lees het morgen voor bij ons Berreke die zal dan ook heel blij zijn, want ’t is voor ulle twee bestemd. Ons Pake maakt al luchtkastelen. Mr. Draps was ook heel kontent en is overtuigd dat er deze week klaarte komt. Dus goeden moed, de zaken staan schitterend. Voor Bertje en voor u. Beste zusje straks gaan we uw dagblad betalen dan bekomt u het misschien morgen al. Pake is gisteren naar de Velodrome geweest die is niet te houden wat gaat het toch zijn als gij thuis zijt en bizonder dat hij goed gezond is, ons Make is er nu terug weer boven op. Ze zijn van dezen morgen naar Leuven ze moesten bij de notaris nog wat gaan regelen. Ik ga deze week de boeken halen die bij Hortence zijn, dan hebben wij alles hier, want moest ons Prinske arriveren hij zou kunnen reklameren. Ik zie werkelijk een schoone zomer in ’t verschiet. Pitteke is in de wolken, ’t moet er iets geweest zijn als ze alles vertelde, bij Jef sprongen hem de tranen in d’oogen enz. Want gij zijt bij hem de redding geweest van hun Pit. Gisteren zondag goed binnen gebleven in de namdiddag is Tante Mia met Gaby en Popolleke eens tot hier geweest. ’s Avonds was ik bij hem! Mr. Raskin had weer goesting voor te dansen en ’t was natuurlijk weer dansles, hij vroeg of ik dat gaf als gij thuis kwam! Hij is echt gecharmeerd van te dansen. Hilda Roelants trouwt zaterdag met Jan in de St Niklaaskerk. ‘k zal een telegram zenden. Mr. Draps was heel kontent met de gedichten enz. Hij ontving uw schrijven van Basiel De Craene van Merendree, dus alles in orde./
Nu zaterdag vertrek ik dus naar Vierves (nvdr =  “Vierves-sur-Viroin” provincie Namen) tot Sinxen, moest er ondertusschen goed nieuws komen, zijn ik in den vliegenden sprint terug, want zonder mij kan er geen ontvangst plaats hebben hoor! Nu gaat ge in uw briefje dat ge ons zult zenden juist zeggen wat ge noodig hebt voor toekomende week, dan kan ik dat alles nog klaar maken eer ik vertrek. Mijn rokje kan ik nog langer maken dus het zal er bij zijn, zulle Monneke! Nu ga ‘k eindigen want ik moet nog naar de stad voor een Spaansche roman voor onze Bert, en ‘k moet aan uw nieuw slaapkleed nog beginnen, deze week nog veel werk voor mij dan is ons Make voor veertiendagen gerust en hoeft zich om niets te bekommeren.
Ontvang beste kusjes van ons allen.
Pake, Make en Finneke.

N.B. Ik voeg hier 6 photos bij.

(daaronder in potlood door Sim “1ste arrest – 6 september 9 september / 2de arr. – 2 Oct > 5m – 10 juli – = berekening van hoe lang ze al gevangen is, met voorarrest, de 4 dagen in september is van 1944, 2 Oct = 2de arrest ook in 1944, ook 6 handtekening voorbeelden “Sim Wolfs”/ “Sim”)


(opm: deze brief al in “nieuwe” spelling)

Vorst, donderdagmorgen, 8ste Mei 1947

(Sim aan: )

Lieve Oudjes en Zusje,

Het is nog heel vroeg en het weifelende zonneke klautert door de cel waar buiten iedereen nog dromend is. Ik heb ’n heerlijke nacht gehad want gisteren-avond kwam Finneke’s brief als zo’n innige bekoring over me en ‘k voelde me al even gelukkig lijk jullie drietjes. Voor mij was het zaterdag ook een hoogfeest! En soms wordt het me bang om ’t hart voor het te grote geluk dat ik in ’t verschiet zie en dat ons zusje al voor deze zomer stelt namelijk met ons vijvekes saam in het voorplaatske te zitten en om de schone vreugde van dat ogenblik dan ook al het vroegere wee te vergeten. Met Broer en Pa naar ’t sportpaleis met ons make naar Faust, en de innige avonduurtjes saam! Dat Mr Draps er zaterdag zijn zou had ik wel vermoed, het was me een opluchting voor m’n verzen dus zal hij het met Basiel De Craene wel regelen. Voor ’t ogenblik lees ik “De Witte” in de werkzaal voor met handen en voeten. Dr Martin werkt nu bij ons, ze wacht eveneens op ’t beroep en doet de groeten aan Pater Hans. Nu Finneke voor het
/
volgende bezoek zijt ge dus in de Ardennen, dat Polleke dan ‘ns meekomt, wat ’n lief ventje, de foto’s deden me waarlijk plezier. Mw Bijvoet wordt er steeds jonger op! De Danscompetitie bij mijn ontvangst in ’t vrije wordt stellig wat enigs! Finneke bij het vuil linnen was een slaapkleed en een laken van ’n meisje uit de cel, zorg er voor he? Van het rokje moet ge roze nemen de andere was geen mooie tint, en de krulspelden een 10tal maar geen ronde. Kousen moet ge er niet bijdoen. M’n voorschootje, de 2 witte blousen (ook de wollen) en zo glijd ik weer stillekes naar ’t einde toe. Groeten aan alle kennissen en van jullie bannelingske heel veel innigs.
Sim


(Vorst) Woensdagavond, 21 mei 1947

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,

‘k Zet er ons Finneke ook maar bij want die is op het einde van de week toch thuis geloof ik. Van ons Make kreeg ik een schoon briefke en mooie foto’s dat deed me echt plezierig worden. Jullie hadden zeker zaterdag in idee dat ik er minder zonnig uitzag? Dan is dat verkeerd hoor, met de mooie dagen komt het optimisme weer boven, en ‘k geloof niet dat ik al die tijd maar een half uurtje down was, integendeel ik moet me danig intomen om het niet op stelten te zetten. De foto’s zijn buitengewoon. Met die “schone en lelijke” hond van Polleke moest ik hartelijk lachen. En zo gaat de tijd en snellen de dagen hier vlugger voorbij dan erbuiten. ‘k Schreef naar de advocaat hoe het eigenlijk met de zaken staat. ‘k Hou niet van ijle beloften zie je. Om de waarheid moet niet gesprongen worden. Hoe zit het met Griet Souffriau? Zie je hoe vele mensen slechts uit baat om je heen draaien. ‘k Zeg het in de eenzaamheid leer je mensen en dingen naar echte waarde schatten. Het is ’n heerlijke zifttijd hier. Hoe is het met ons dapper broerke? Ik ben er vast van overtuigd dat hij bij het beroep vrij komt. Ik zie bijgevolg niet in waarom de zaken nog moeten rusten. ‘k Hoop dat ons Finneke ’n schone vacantie tijd doormaakt. Ze heeft het nodig. Ons lieve oudjes kwamen er zaterdag buitengewoon flink voor! Zo raak ik naar het einde. Op dit ogenblik zijn we nog met ’n drieën in de cel, de bedjes staan klaar. Tot het schemert rijm ik nog wat en denk aan de naderende poëziedagen… 27ste Juli… en aan Mr Draps! En alle kennissen. En d’avond brengt steeds gelatenheid en innige mijmering.

Goên nacht en vele kussen.
Sim


Schaarbeek, 3 Juni ‘47

Dinsdag morgen

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Mijn liefste zusje!

Opnieuw schrijf ik u dus dees briefje omdat het nog tijdig bij u aankomt. Zaterdag voormiddag was een erge dag voor mij als ik ons Monneke van ver daar moest zien zitten, ik hoopte toch zoo, u mee naar huis te nemen, maar ’t viel anders uit, en dat maakte me slechtgezind tot ik op ’t bezoek kwam in den namiddag en ons Monneke terugzag, schoon, lachend en moedig niettegenstaande alles en Finneke was genezen. Ik zegde nog lachend tegen ons Pake, dat het niet goed mee viel maar dat groote gebouw te gaan want daar zou men een hartziekte opdoen. Na ’t bezoek zijn ik naar Tata geweest die waren allen benieuwd te weten hoe gij het stelde, want die menschen waren allen nog onder den inderuk, want Pitteke had heel veel verdriet gehad dien middag. Pake is ’s avonds nog naar Symons geweest om het noodige te halen voor Marcel van Malmedy dus dat is in orde en wij wachten af. Tante Mia en Gaby vonden het ook erg jammer dat g’er nog niet waart. ’s Avonds als ik thuis kwam van de Chaussée was Mr Raskin hier met Popol en Jackie, die mensch begrijpt alles heel goed, nog wat geduld in alles komt wel in orde zegt hij. Zondag zijn we thuis gebleven, ’t was toch zoo erg warm, ’s avonds hadden we nog ’t bezoek van Mr Raskin; hij bracht ons iets voor te lezen. Gisteren maandag hadden wij ’t bezoek van de moeder van Maria Van Hove (?), en ondertusschen kwam Mr Vervloet hier ook aan. Mr Draps is zaterdagavond ook nog geweest, hij hoopt dat alles rap zal vooruit gaan. Nu donderdag ga ik terug naar Vierves, en ’t einde van de veertiendagen komt Pake met Jozef mee op en dan komen wij samen terug naar huis. Ik voeg hier in den brief 4 photos bij ’t is niet heel bijzonder maar ik geef wat ik heb, volgende keer heb ik u schoenen, maar die zijn dezen avond eerst af. Zeg Simmeke ’t is nog vroeg hoor! ’t Is nu zes uur. Pake en Make droomen hier nog in ’t zijkamerke en ik zit hier achter ’t bureau, straks gaan we naar ons Bertje en ‘k moet zijn pak klaar maken,/
Zeg dat was triestig zaterdag, dat ik uw laken vergeten was, maar ik zijn naar de Bestuurder geweest en heb de toelating om het af te geven ‘k dacht gisteren maandag te komen maar ’t was tramstaking met veel kusjes van ons drietjes. Hetgeen ge noodig hebt moet ge absoluut schrijven en wij bezorgen het aan ons liefste en beste Monneke.
Pake, Make en Finneke.

Ik voeg hier ook de 4 broodzegels bij.

(opm: Finneke was naar Ardennen, Vierves)


(Vorst) Woendagavond 4de Juni 1947.

(Sim aan: )

M’n eigen liefste Vaderke en Moederke,

Het was vandaag weer zo’n echte zonnige dag, niet alleen buiten, maar ook in en rond mij. Ons Finneke schreef me ook heur briefke zoals zij dat maar alleen kan. Ja, die zaterdag, het was me eigenlijk een martelie (nvdr: ouder woord voor “marteling”) voor jullie, omdat ik wist dat er zoveel omging in die bang-kloppende harten vol gespannen hoop. Jullie weten nu toch wat m’n “figure de circonstance” beduidde! Ons Bertje was zeker niet tevreden, en met recht, dat jullie daar zijn komen staan met dat weke vaderhartje bij! ‘k Was daarom zo verheugd met het ogenblikkelijke bezoek. Nu wacht ik hoopvol op beroep als die Mr Merlotte in de kamers het voor ’t rechte eind heeft, ben ik in ’t ergste van m’n geval genomen dus op m’n straf blijvend na 12 maanden kerker dus midden Augustus thuis, net voor m’n respectabele ouderdom nog te vieren. Het doet me waarlijk plezier dat onze vrienden jullie zo troosten komen maar ‘k geloof dat er weinig haast nodig is nu we ook voor ons broerke reeds een flinke gaping in de mizerie bemerken waardoor de zege zonnestralen allengs doorbreken. In elk geval Pake, het ontroerde me dat je vorige zaterdag nog naar Leuven trok, wat hebben jullie beiden toch wat veil gehad voor die twee ballingspruiten, ik word er soms in de eenzaamheid zo teer om en voel dat ik het jullie nooit genoeg zal kunnen zeggen, hoe ik jullie soms zo wild in m’n armen wil prangen en jullie als m’n zorgenkinderen zou willen vertroetelen m’n eigen liefste vaderke en dappere moederke. Het practische gedeelte: Het laken ontving ik vandaag, ‘k ben er blij om. Voor de volgende keer voeg ik dus weer de formulieren bij. En zo moet ik weer onverbiddelijk eindigen. Iedereen doest hier rond mij reeds in. Van gisteren zit het nichtje van onze oud pastoor De Bie bij me. Nu kan ik in de cel eens ernstig praten. Lieve groeten aan vrienden en kennissen en voor jullie beiden m’n innige avondkus van
de kleinste, Simmeke


Vorst Woensdagavond 18de Juni 1947.

(Sim aan: )

M’n lieve Oudjes!

Kijk hier is jullie jongste weer met het veertiendaagse babbeltje. Jullie briefje is wellicht met de poststaking achtergebleven want ik heb het niet ontvangen! ‘k Zal echter op ’t einde van de week naar Heer Directeur gaan vragen hem dan te mogen ontvangen anders moet ik tot over 14 dagen wachten. Zondag schreef ik naar de advokaat om de zaken wat te verhaasten want indien ze zo blijven slenteren zou ik het betreuren in beroep te zijn gegaan daar ik er geen voordeel meer kan uithalen vermits in Augustus mijn jaar om is en bijgevolg het derde der straf. ‘k Schreef hem dat ik er slechts alleen materieel mede benadeeligd werd. Nu ben ik benieuwd wat het uithaalt, ook voor broerlief heb ik aangedrongen, indien we de eerst-komende weken niet voorkomen, moeten we de gansche vacantietijd weer laten voorbijgaan. Indien we dat advokaten volk niet op de hielen zitten blijft het bij ’n kreeftengang. Laat Mr Draps nog ‘ns aandringen.
Hierbijgevoegd de formulieren. Toekomende keer is ons Finneke er weer bij dat verheugt me dat is toch zo’n goed moederke. Ons make zag er zo flink uit zaterdag en wel 10 jaar jonger. Dat Pake er de leute inhoudt doet me danig plezier. ‘k Vertel de exhibities in de cel en ze vinden het enig! De dagen gaan hier ongewoon snel voorbij en haasten zich reeds naar de grote dag waar we samen met ons vijvekes weer zullen verenigd zijn. Beslist dat duurt niet lang meer! Vele groeten aan alle bekenden en hartelijke kussen van

Jullie liefste Simmeke


Schaarbeek, (zondag) 29-06- 47

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 92)

(Finneke aan Sim)

Liefste zusje!

Hier ben ik dan met mijn briefje! We zijn alle die zaterdag toch zoo opgeruimd na ’t bezoek, den heele weg was het maar van “ons Simmeke is alle geld waard” ons Pake zegde ons “Ik geloof dat ik van dat meisje nog veel plezier gaan hebben, want ze heeft toch zoo’n goed hart en schoon en lief dat ze is”. Ik zelf was overgelukkig om menschkens zoo verheugd te zien, ik sla ze gade en het doet zoo’n deugd hen tevreden te zien. Was het pak goed in orde Monneke? De kousen kocht ik toch zoo graag omdat ik weet dat dit u veel plezier doet, en als ge thuiskomt zal het van Pake nog wat anders zijn, want ge kent zijn goed hart! In het terugkomen heeft hij langs de straat eeen reisduif opgenomen die van dorst bijna omkwam na ze te laten drinken heeft hij het beestje laten vliegen, nu hij weet wat duiven houden is. Daarna naar de Chaussée die menschen zijn buitengewoon, Ik zegde hen dat ge achter hen vraagde (sic) of dat ze kwamen en dat vinden ze fel. Vandaag zondag was ’t feest van Popoleke, hij kwam hier dezen morgen aan, ’t was zijn feest zegde hij, Pake Wolfs had zoo wat in een doosje voor hem en ging bloemen halen in den hof en Popol daarmee naar huis hij was den koning te rijk. Deze namiddag moest ik tot bij Gaby op de koffie en toen kwam er nog een tweede feesteling Mr Raskin zoo hadden wij Pierre en Paul aan tafel. ’s Avonds was het weer wat dansles. Gaby wil absoluut leren zwemmen, Mr R. aangesproken, die gaat met ons dinsdag oefenen. Ik weet niet of ’t zal gaan want Gaby vind dat hij hem nog al rap kwaad maakt. Nu dinsdag gaan we ook ons Berreke bezoeken die zal ook weer wat doen van ons Simmeke. Wij zijn natuurlijk weer heel blij u zaterdag weer te zien, hou u kloek hoor Simke, wij doen het natuurlijk ook niettegenstaande mijn hartje wel wat zal kloppen. Ik voeg hier 5 photos bij. Beste Monneke nu ga ik eindigen met veel kusjes van ons allen.
Pake, Make en Finneke.

(achterzijde: Sim in potlood: puntenverdeling bij kaarten)


Vorst, Woensdagnamiddag 2de Juli ‘47

(Sim aan: )

M’n schattige Oudjes en beste Zusterke,

Zo pas kom ik uit de zaal terug en vind hier het dubbel schrijven aan de deur. De brief van Make van voor veertiendagen en die van Finneke van maandag. De foto’s doen me veel plezier. Jullie zijn er alle drie zo op verjongd dat ik trots ben op me zelf zo’n onovertrefbaaar Finneke. Och ‘k heb er nooit een greintje aan getwijfeld dat jullie alles willen wat me maar ten goede komen kan en, indien ik soms wat keikoppig werd dan was het omdat ik steeds de fel vertroeteld werd, of ik er nu bewust van ben.

‘k Verwacht m’n advocaat ‘k heb/
hem een paar punten voor te leggen.
Hoor nu ‘ns even, wat ook de uitspraak zij, laat je in ’s hemels naam niet ontmoedigen want dan eerst zou het voor mij zelf pas ondragelijk worden. We redeneren met een gezonde geest, dat ligt in onze aard die eerlijk en onvervreemd nooit tembaar is dat is ook “ons recht en onze plicht”!
In het ongunstigste geval behoud ik m’n straf en heb ik in Augustus 1/3 uitgeboet. Mr Draps zorge dan onmiddellijk voor de formaliteiten, hetgeen ook zal moeten gebeuren bij een eventuele vermindering. Ik ben blij jullie eens in supplement te zien. Denk maar dat je naar de schouwburg trekt ter “tragi-comedie” al heb ik maar een klein rolleke van figurant, voor mij is het eens een afwisselend uitstapje. Lieve groeten/
aan pitteke en haar familie!

‘k Omhels jullie ontsuimig!
Sim

N.B. formulieren zend ik na!


 

(opm: Sim is veranderd van cel en heeft nieuw werk…)

Wolfs Simone. C.M. cel 100

Vorst, Woensdagavond 15 Juli 1947

(Sim aan: )

Beste Make, Pake en Finneke

‘k Had verleden week niet meer gedacht een briefje uit Vorst-vilegiature te moeten sturen maar dat advocatenwerk slaat de bal soms lelijk mis. ‘k Heb de hele week klaar gezeten en vanaf maandag heb ik weer flink doorgebeten en die 2-3 maanden kunnen er dan ook nog maar bij. ‘k Hou er de moed verbeten in hoor naar Bertjes voorbeeld. Sinds  maandagmorgen ga ik dus naar de fabriek met mijn “bôkes en mijn bidonneke”! ’s Morgens er wat vroeger uit een lekker wandelingske langs de boulevard een kwartiertje tram en te 8 uur begint het ach zó letterkundig regentesje alle poëziedagen en “Nieuw Gewasjes” ten spijt, schroeven te draaien en te keren, te monteren en te ajusteren gelijk eer ervaren eerste mechanieker, ’s middags een half uurtje schafttijd en terug aan den arbeid tot half vijf weer dezelfde avondwandeling. We zijn heel braafjes. Jullie begrijpen best dat er tucht en kalmte mee gemoeid is anders worden we teruggezonden en ‘k ben al heel blij niet naar Vilvoorde te moeten gaan waar het in de caoutchouefabrieken niet heel rooskleurig is. ‘k Ben van cel veranderd en we genieten als fabrieksmeisjes van heel wat voordelen. Zo kan Finneke voor m’n volgend pak haar hartje ophalen. Wat koffie – cacao – chocolade – nestrovit – sardientjes, enfin ‘k zal m’n fiche opsturen voor toekomende week. Hier in de cel staan twee beddekens op mekaar met ressort, ‘k slaap heel lekker. Finneke mag ook terug m’n rokje en m’n jas (beige) meegeven. Mijn grijs rokje en weet je ziet eens bij Tata voor zoo’n bleek groen pull-overtje gelijk mijn rood dan kan ik daar eens enkel mee gaan. Zeg aan Pit dat ‘k speciaal blij was om haar en ons vinnig make en ons zusje dan! Dag Pake!!
Brief niet ontvangen –

Jullie fabrieksmeiske!

Simmeke


Schaarbeek 27 Juli ‘47

(links boven: Fabriekswerkster Simone Wolfs Cel nr 100)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Erg blij met het bezoek van gisteren hoor! ’t Is niet zonder reden dat ik daar juist ons Bertje schreef “ons zusje was gisteren buitengewoon!!” Ja! Monneke ge zijt toch een echt moedig meisje hoor! Ge kunt onze oudjes toch erg blij maken, ge waart gisteren onbetaalbaar, na ’t bezoek vinden we geen woorden genoeg om het te kunnen uitdrukken. Daarna waren we naar Tata, waar Popol op ons wachte (sic), ze zijn daar allen erg ongeduldig, ’s avonds is Mr Raskin hier geweest en dan hebben wij met Popoleke een wandeling per fiets gemaakt, daar Gaby weg was, was Popoleke hier voor twee dagen ingekwartierd, ’t is toch zoo een lief manneke, hij vraagt maar altijd wanneer Simone terugkomt van Parijs. Vandaag zondag ik heb nogal fel warm, en we gaan liever niet uit ’t is hier binnen veel beter frisch. We hebben hier het bezoek van de broer van Maria Van Hoof, ze zitten onder in ’t voorplaatsken ’t is ook ne felle duivenmelker en met Pake raakt hij niet uitgepraat, daarna zijn ze begonnen met kaarten. Zeg Monneke! Dezen morgen ontvingen we eindelijk de betaalde rekening van kolen uit Winge, daar hoeft Pake niet meer aan te denken. Mme. De Fraine woont nu in Deurne. Germaine had hier een plaats in Brussel, ‘k belde haar op in de week maar ontving geen antwoord. Als we verleden zaterdag achtdagen van ‘t bezoek kwamen van ons Bertje en we kwamen langs een straat kort aan ’t Kasteeltje riep de toekomende schoonzuster van Germaine op ons (Simone bomaerts) die heeft daar een winkel in ’t klein in de goesting van tata en dan eenige schoon schilderijen van haar vader. Als ons Bertje thuiskomt sieren we zeker ons salon met een heel schoon. Nu zitten ze onder naar de radio te luisteren om alles te hooren van Scherens (“Poeske” lijk ze zeggen) (nvdr Jef “Poeske” Scherens: bekend wielrenner en verschillende malen wereldkampioen)weet ge nog van over jaren als hij bij ons achter oom zaliger kwam vragen (nvdr: oom zaliger = Albert Crabbé, broer van moeder Sim, verongelukt in 1936 met zijn auto tegen boom in Winksele op de steenweg) Zeg Monneke! Ons bloemen in ’t hofken zijn schoon hoor! Maar ze steken ongeduldig hun kopkens omhoog om te zien of Simmeke nog niet is aangekomen en of Pake Wolfs met zijn knipscheertje niet aankomt. Nu we leven op hoop/
in alle dagen komt het korter en korter bij, en daarna ons Bertje en alles is weer als vroeger en des te beter met Pake zijn zoo goeie gezondheid, nooit was hij zoo te vorm.

Beste Monneke in afwachting heel veel liefs en beste kussen

Uw Pake, Make en Finneke.
Germaine heeft nu een plaats in Antwerpen.
N.B. Ik voeg hier 4 broodzegels bij.


(Vorst)

Woensdagavond, 30 Juli 1947

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,

‘k Zit hier fijntjes geïnstalleerd op mijn lekker beddeke. We zijn van de fabriek gekomen hebben gesoupeerd ons fris gewassen! ‘k Vond zusjes brief bij mijn binnenkomen. ‘k Heb Tata en Bobonne gezien dat heeft me ontroerd. Op ons jong en moedig Pake ben ik heel fier! Zo gaan de dagen nu in één staag verwachten naar de eindelijke dag. Wat zal ik blij zijn buiten jullie, al die hartelijk bekommerde mensjes om mij, eens flink te kunnen omhelzen. Gaby dank ik om het lekker goedje, ‘k tracht naar de 4 rakkers voor ons Popolleke. Zal ik nog jullie bezoek moeten ontvangen? De fabriek heeft ’n charme om de korte morgen en avondwandeling anders ’n harde leerschool. ’t Was wellicht ook ’n tekort aan m’n opvoeding ‘k neem het/
dus zo optimistisch mogelijk op. Finneke je bent toch ’n schat om m’n puike verzorging. Pake, jongen ‘k heb met onze Scherens gejubeld en hevig de lakse onsportiviteit verwenst van onze Zuiderburen. Poeske hangt in al zijn triomf in de cel. Deze winter gaan we saam hem bejuichen in ’t sportpaleis, samen met ons Bertje!

Indien er geen verandering komt stuur ik de formulieren toekomende week. Doe broer lief m’n krachtig sterke groet van hem leerde ik weer de ouwe taaiheid wat een weelde zo’n Bertje te weten schrijven aan z’n lieve oudjes en zus. ‘k Zie jullie stralende gezichtjes steeds achter de tralies nog een tijdje en ‘k hou jullie in m’n armen!

Lieve groeten aan alle kennissen

“Sim… het fabrieksmeisje”

Dit wordt stellig de titel van een nummer in onze eerste “surprise party”!!!


Schaarbeek, (maandag) 11-8-‘47

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 100)

(Finneke aan Sim)

Liefste zusje!

Gauw schrijf ik u eenige woordjes van thuis. Wij wachten hier met ongeduld naar de blijde tijding. ’t Is nu ’t begin van de week en ben benieuwd wat het nu zal zijn. Dezen morgen hebben wij met ons drieën naar de begrafenis geweest in Vorst van de vader van Maria Lemmens uit Binkom, we zagen er veel bekenden o.a. Irène en Tony, Albertine Scheys enz. We geraakten werkelijk niet uitgepraat en ze doen u allen veel groeten. Gisteren namiddag zijn Mr. Raskin en ik met de fiets naar Hofstade plage geweest langs Vilvoorde, we waren er niet ver meer van Mechelen, ’t is zoo één uur rijden en het was heel schoon weer en geweldig veel volk. Wij hebben u ook een kaart gestuurd hebt ge ze ontvangen? Wij zijn straks op de Chaussée geweest en nu en dan bel ik Tata eens op. ‘k Houd goed kontact want men kan nooit weten moest ons beste Monneke eens arriveren! Ik moet ons Bertje ook een briefje schrijven maar ‘k ga nog een dagje uitstellen. Mme. De Fraine is hier zaterdag namiddag aan de deur geweest. Nu heb ik van haar u brief ontvangen. Ze verwacht u bij uw thuiskomst in Antwerpen, morgen schrijf ik haar terug. Beste Monneke nu ga ik eindigen dan kan ik uw briefje nog tijdig posten en hoop de laatste.

Dag beste zusje! Dikke kusjes.
Pake, Make en Finneke


Vorst, Woensdagavond, 20ste Oogst 1947 (nvdr: andere cel: Cel nr. 2 telefooncel)

(Sim aan: )

Lieve Ouders en beste Zusje,

Jullie hebben wellicht lang naar mijn briefje gewacht. Er is ook zo’n heel verandering gebeurd. Ik ga niet meer naar de fabriek werken maar blijf nu in de cel voor de telefoon. Jullie kunnen denken hoe gelukkig ik ben. ‘k Vond het toch zoo’n karwei in de fabriek niet het werk hoor, alleen de idee dat er zoveel verloren ging van m’n jong opgezet werk m’n nieuwe verzenbundel. Nu kan ik terug aanvatten. ‘k Vertel jullie zaterdag meer. Finneke zorg goed voor het pak hoor want nu zal ik geen meer krijgen denk ik. ‘k Zag ons Pake en Tata maar ‘k had het weer zo zwaar en toen ik binnenkwam mocht ik ogenblikkelijk van cel veranderen. Ik zit bij een

heel flinke dame. Nu kan ik ook eens ernstig praten. Hoe is het met ons Bertje? ‘k Hoop dat zijn zaak vlug vooruitschiet. Maak jullie om mij heus geen zorgen hoor.

Vele groeten aan alle kennissen. Finneke gaat zo ernstig fietsen!! Het kaartje gaf me ’n aangename verrassing!!
‘k Verlang naar jullie bezoek!

Vele hartelijke kussen.
Jullie Sim

Stuur mijn verzenbundel op Finneke.


(Make/Moeder Sim aan Sim)

(ongedateerd, maar gezien de censuurstempel (Forest) en de brief van Finneke aan Sim hieronder – Finneke vertelt van haar vakantie aan zee van 31 augustus tot 9 september) ergens in die periode)

(Schaarbeek)

(Make aan: )

Mijn Allerliefste dochtertje

Het is mijn beurt om u wat nieuws te melden. Zaterdag middag is Frans met zijn auto gekomen en ons Finneke heeft van de gelegenheid gebruik gemaaakt om zich ook eens aan de zee te begeven, ze is mede gereden tot Mariakerke want van daaruit heeft ze een kaartje gestuurd met Magda en Greta hun naam er op. Frans was met zijn broer Jules vrijdag avond hier ook geweest en Jules doet in Blankenberghe schitterende zaken.

Nu Pake en ik zijn onder ons getwee en denk dan soms in mijn eigen dat is toch voor niet lang meer. Wij hebben deze morgen ook een kaartje van Popolleke gekregen. Mme Bijvoet zegde verleden week nog dat ze zou willen zien als Popolleken u voor de eerste keer gaat zien hij zegde altijd Simone naar Parijs. Jef van Triphon is met de kaarten komen spelen tot 1 uur van den nacht en verleden week is hij nog de tram te laat gekomen. Zaterdag hebben we naar ons Bertje geweest hij had nog geen antwoord op zijn briefje ontvangen en verlangde er zeer naar en trachtte naar uw thuiskomst. Pake heeft voor de patatjes al gezorgd ze liggen al in de kelder hij denkt op ons Simmeke haar mosselen met frit er mag zelfs geen taart meer gebakken worden vooraleer ge te huis zijt. Indien die groote mannen zoo menschlievend waren als wij altijd geweest zijn dan waart ge in ons midden.
Dikke kussen van ons Pake en maman.


Schaarbeek, zaterdagavond 13 Sept. ‘47

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Mijn liefste zusje!

Nu is het weer mijn beurt om u wat woordjes toe te zenden. Mijn reis naar de zee is heel goed verlopen. Ik verbleef er van 31ste Aug. tot 9de Sept., en was op dien tijd al goed gebruind. Popolleke verwacht u maar altijd van Parijs. Het zwemmen gaat nu heel goed. Wat zal het heerlijk zijn als we samen kunnen gaan, want uw oudere zus zal u in ’t begin toch wat moeten helpen hé! In de week is Pake naar Symons geweest en alles is in orde. P.S. bekende nu toch dat hij wat te “vlug” is geweest en dat wij het van mekaar wat te zwaar hebben opgenomen. Vandaag ontvingen wij van hem een schrijven waarin hij laat weten dat hij voor u op ’t ministerie van Justitie is geweest om het zoo vlug mogelijk tot een goed resultaat te brengen. Woensdag was ik bij de Cantelberg (?) en die komt u éen van de dagen bezoeken. Zeg Monneke? Uw gevraagde aan Symons was onmogelijk hoor! Wij zullen het u vrijdag wel uitleggen. Schrijf maar gauw indien u geld noodig hebt. Het geen ge kunt krijgen in Kantien moet ge absoluut nemen, en daar doet ge ons veel plezier mee, dat weet ge wel! Hebt gij ons kaart ontvangen van Ostende? (sic) Ik ontmoette er André van Namen, die verbleef met Godelieve in Maria-Kerke. Gisteren was ik met Gaby en de klein mannen geïnviteerd bij haar Maman in Antwerpen. ’s Morgens vertrokken we na de middag naar de dierentuin, ’t was voor mij een buitenkans want ik had het nooit gezien! Donderdag zijn we bij ons Bertje geweest, maar die moet ge zien! ’t Eerst wat hij vraagt is “eerst vertellen van ons Simmeke” en dan in ’t breed en ’t lang maar vertellen over uw thuis aldaar van de drukkerij samen met interessante personen die hem allen heel genegen zijn, hij is toch zoo kontent. Het Kasteeltje heeft ook zijn “Blad”. Er worden novellen enz. gezonden naar “Redaktie Klein Kasteeltje” van andere Interneringscentrums o.a. Vilvoorde. Nu vraagt hij dat u de toelating moet vragen aan Heer Bestuurder, van gedichten enz. of een schoon novelle te zenden naar de Redaktie dan komt dat bij ons Bertje terecht in zijn dienst die hij nu heeft. Zeg Monneke! Doet het maar want hij snakt naar schoon gedichtjes van Sim. Beste zusje nu ga ik eindigen met heel veel liefs van ons allen.

Pake, Make en Finneke.
N.B. Hier bijgevoegd zend ik u 8 photos.


Vorst dinsdag, 16 Sept ‘47

(Sim aan: )

Lieve Ouders en Finneke,

‘k Moet ons zusje hartelijk danken om de mooie foto’s. Ons Pake en ons Make zien er waarlijk schitterend uit. ‘k Ben blij voor ons Finneke dat ze een wel verdiend verlof nam. Heeft ons Bertje m’n brief ontvangen? ‘k Verwacht jullie vrijdag weer en ben dan steeds hoopvol belust op al de nieuwtjes. Popolleke is op de foto nog het oude lief snotterventje en Mw Bijvoet ziet er bepaald glanzend-jong uit zo verdiept in de lectuur. Vele groeten aan de Roelants familie! Ons Bertje stuurde me drie exemplaren van hun gevangenistijdschrift: “Klein Kasteeltje”. De Standaard ontvang ik geregeld. Finneke indien je het bruin kleedje nodig hebt zal ik het terug mede geven. Het wordt nu langsom herfst al schijnt de zomer drommels moeite te hebben om te verdwijnen. Mr. Symons heeft denkelijk mijn schrijven niet ontvangen…/
maar spaart allicht ontgoochelingen uit. Hoe verliep de reis van Mr. Raskin? Maak hem m’n beste groeten over.

Hier bijgevoegd de formulieren.

Hartelijk omhelst jullie
Je

Sim


(Sim aan Bert)

(rechts bovenaan: )

Wolfs Simone

C.M.

Gevangenis Vorst

Vorst, 23ste September 1947

(dinsdag)

Broerlief!

Hier is ’n eerste copij. Oordeel of het past in kader van jullie tijdschrift! ‘k Werk aan ’n novelle maar ’n speciaal genre, het omsluit geen verhaal waarin personen zich bewegen, het wordt een kleine ballade aan het spel der immer kerende wolken voor m’n tralieraampje. ‘k Zal daarbij een passend vers inzenden voor ’t November nummer!

Hartelijk. Hou sterk!

Sim

(achterzijde in potlood door Bert vertaling van enkele Engelse en Spaanse woorden)


Schaarbeek, 28 Sept. ‘47

Zondagmorgen

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Liefste zusje!

Na ’t bezoek verleden week waren we toch weer zoo gelukkig, op den terugweg was het weer alle lof van ons Monneke! Wij hebben goed nieuws voor ons Bertje, zijnen dag is nu eindelijk den 17de. Naar we uit goede bron hebben vernomen is u zeker voor dien datum thuis. Ons Bertje houd er aan, alleen zijn twee zusjes als toeschouwers te hebben. Daar hij het liefst zoo heeft zullen wij aan zijn gevraagde maar voldoen. Vrijdag was ik bij de Castelberg (?), maar die wist niet veel over uw geval, ’t was maar weer van “die arme Simone”. Nu stoorde ik me daar niet aan, en ik vertel u zelf toekomende vrijdag heel goed nieuws zonder u iets wijs te maken hoor! Want sinds twee dagen hebben wij hier zooveel ijver omdat het met ons Simmeke bijna is opgelost. Het is waarlijk een genoegen voor mij te zien hoe ons Pake en Make voor het oogenblik in het voorplaatsken hun hartje weer eens ophalen als ze spreken over éen van de dagen Simmekens thuiskomst. Ons Bertje heeft uw gedichten ontvangen en hij vindt dat u ze nog wat meer moest verzorgen. Nu vraagt hij of ge geen Kerstmisnovelle (1)wilt maken. Als geschenk heeft hij voor ons Pake’s verjaardag 18 Oct. Zijn geschilderde photo laten maken. Nu bij het eerste bezoek kunnen wij het afhalen. Wij hebben hier het plaatske gekozen boven de piano. In de week ga ik met ons make zien voor behangsel (veranda salon) ’t moet toch zoo wat gaan met de zetel hé! Verleden zaterdag was hier Mr. Draps, Eerw H. Vervloet, Polfliet en Bilcke doen u de beste groeten. Ook hadden wij het bezoek van Robert Rems (Ingenieur) benoemd in koperfabriek in Oolen, een heel schoon situatie. Zoo haast ge thuis zijd moet ik hem verwittigen dan komt hij de zaterdagavond en ik doe dan ook Jennie komen, Hein en Hilda komen met een goei flesch, enz., enz…./
Frans B. en Renke waren hier ook in de week die trachten ook om u te zien. Zoo haast ge hier zijt, dan gaan we eens samen naar Antwerpen naar Marguerite en Germaine. Gisteren zijn ik met Pake en Make naar Tata geweest daar was ’t  Braderie. Vandaag ga ik terug. Tante Jeanette en René van Malmedy waren er, ze vragen allen erg naar u. In de week ontvingen wij een tijding voor u bestemt (sic) van Wancke (?) Aerts uit Geel voor de geboorte van een Anne-Mieke. Bij uw thuiskomst kunt gij hem uw wenschen sturen. Zeg Monneke weet u soms het Nederlandsch woordenboek niet van onzen Albert (opzij uitgesneden A.B.N.) ik vind het nergens, is ’t misschien gestolen? Weet ge daar iets van?

Beste Monneke het is nu namiddag en ik moet weg naar Tata. Ter mondelings vrijdag nog wat meer nieuws. Ontvang beste kusjes van ons allen,

Pake, Make en Finneke

N.B. Ik voeg hier nog 7 photos bij.

(1) Die bewuste ‘Kerstnovelle’ kan je hier lezen.


Schaarbeek, 12-10- 47

(Zondag)

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Liefste zusje!

Hier ben ik weer met mijn briefje. Wij trachten erg naar uw wederzien dat niet lang meer zal duren. Verleden donderdag waren we bij ons Bertje. Hij zag er heel goed uit. Hij vroeg ons u te willen zeggen dat u hem nog wat gedichten stuurt en die Kerstmisnovelle. Hij is ook heel blij dat voor hem deze week zijn dag nu eindelijk aanbreekt. Diezelfden dag komen wij bij u op bezoek. Pake is bij Symons geweest en deze laatste heeft een heel goed gedacht. Nu al het overige voor vrijdag dan meer. De mooie geschilderde photo prijkt hier in ’t bureau. Jennie is gisteren hier geweest, zij kwam kijken of gij nog niet hier waart, zij hadt (sic) u ook een kaart gezonden hebt ge die ontvangen? Gisteren heeft ze hier den heele namiddag bij mij gebleven terwijl ik ons Bertje zijn boekenkast heb op orde gezet. Want daar was werk aan hoor! Dezen avond was ik bij Maria Van Hoof en heb daar een photo gekregen die ik nog niet gezien had, ik voeg het hier bij. In de week was ik in de stad en ik zag er schoon muziekstukjes, maar ik zal nog wat wachten tot gij hier zijt. Weet ge nog in den tijd als ik er soms van Leuven meebracht. Jef Tryphon zoo maar willen dat ons Pake eens mee met hem naar Winge reeds, en Jul brol heeft doen zeggen dat hij schrikkelijk kwaad is omdat Pake niet eens komt.  Maar ons Pake gaat nog wat wachten tot alles achter den rug is, en dan gaat hij alles regelen met de meubelen bij Veuleman (nvdr het gaat om de meubelen uit het vorige, verkochte huis in Sint-Joris-Winge). Beste Monneke, ik heb u in de week 500fr. gezonden. Zorg maar dat ge u niets te kort komt. Want ons Bertje komt er flink voor hoor! En heeft het tegenwoordig heel goed. Voor ’t oogenblik ben ik bezig met Make haar veloure kleedje en ’t is bijna af en het staat haar heel goed, daarna ga ik uw grijs kleedje wat opfrischen tegen dat ge naar huis komt. Albert zijn winterjas is nu donkerbruin gisteren bracht ik hem naar ’t Klein Kasteeltje dan heeft hij hem voor vrijdag, want ge weet hij is graag in orde. Hij heeft zijn geval zelf mogen gaan inzien en is zeer tevreden en heeft heel goeie moed./
Verder gaat hier alles heel goed en wij hebben alle drie zoo’n buitengewoone ijver sinds enkele dagen is het misschien omdat binnenkort voor ons weer de zon gaat schijnen, om het weerzien van misschien ons twee bannelingskens! Nu men kan nooit weten.

Gisteren namiddag waren wij met ons drietjes geïnviteerd bij Gaby op koffie en fijn gebak, tante Mia wierd 65 jaar, en ’t was weer ne gezellige zondagnamiddag. Beste Monneke nu ga ik eindigen want de waschkuip wacht op mij, want ik wil deze week eens flink doorzetten, moest ons Monneke af komen, binnen kort, dan is alles op orde.
Ontvang heel veel liefs van

Pake, Make en Finneke


Wolfs Sim

C.M. Cel 2
__________

Vorst, dinsdag, 14de October 1947

(Sim aan haar vader Pake Wolfs voor zijn verjaardag)

Mijn ingoed Vadertje!

“Mijn vadertje… hij was rechtvaardigheid
“hij had den zwaren last op zich geladen
“een eerlijk man te zijn in woord en daad
“dat is het schone dwaze kwaad
“waar na Ons Heere Jesus Christus
“de sterkste man aan ondergaat…”

Aldus zong dichter Marnix Gijsen het beeld van zijn vader en telkens dit vers me nader komt herinner ik me vooral de laatste jaren. Toen we dit gedicht een eerste maal ontleedden was het nog de zonnige gulden tijd te Heverlee. Ik heb toen ook dit beeld op mijn vaderke toegepast. Op dit ogenblik wist ik van zijn diepe menslijkheid en blije geaardheid en dienstvaardigheid de schone beloning der sympathie van de mensen rondom hem.

Een paar jaren later gaf ik zelf de ontleding aan m’n oudste leerlingen en steeds stond ook m’n goed vadertje naast me met z’n teder hart en voor z’n groot meisje dat toch voor hem steeds de kleinste bleef. Ik was er van bewust vadertje in die tijd.

Maar speciale omstandigheden moesten dit bewustzijn doen uitgroeien tot een nog groter begrijpen dat me op gegeven ogenblikken zo intens werd dat ik het zeggen moest in woorden en gebaren al waren ze onmachtig dit gevoelen weer te geven – “Mijn vadertje gij waart rechtvaardigheid” en toch werden geen beproevingen u gespaard ik wist zoveel leed u eigen deze laatste drie jaren en toch heb je ons nooit gezegd hoe erg elke scheiding viel. Dit nu in deze eenzaamheid ten volle te hebben begrepen, bracht me zo dikwijls dit beeld voor ogen.

Beste vaderke voor je verjaardag voeg ik al m’n wensen bij die van broer lief ik weet dat hij je ook zo gans begrijpt en dat juist omdat hij meer dan ikzelf nog de scheiding doorstond; weten wat het heet terug naar huis te kunnen omdat we de geest zullen hervinden in onze eigen huiskring al is het nog in het hartje der grootstad omdat we het leven zullen aanvaarden met een rijper overleg en beseffen dat we nog de minst beproefden waren na zoveel ontreddering rondom ons. We weten niet waar we dat voorrecht hebben aan verdiend wellicht omdat ons vadertje rechtvaardigheid was en in ons deze rechtvorm naliet.

Dat Finneke en Moederke U vieren. ‘k Weet hoe we Zaterdag in gedacht bij U zijn. Moge ons Berreke op de vooravond een schoon geschenk uit zijn beroep U bieden.

Ik weet hoe goed er het weer zal worden en natuurlijk Vake “ad multos annos” en die we zo schoon mogelijk zullen maken dat verzekert je de kleinste van het drieluik zo zoetjes op de vooravond van haar terugkeer.


Schaarbeek, 26-10- 47

(Zondag)

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Lief zusje!

Hier ben ik weer met het veertiendaags briefje. Het bezoek van ons Bertje verleden donderdag was buitengewoon, nu dat alles achter den rug is, kunnen we hopen op zijn thuiskomst dat ook wel niet lang meer zal duren. Dat ons Monneke éen van de dagen naar huis komt, daar zijn wij van overtuigt (sic) want er is hier vrijdag een p. agent geweest, betreffende uw geval, en hij zegde ons, van ’t oogenblik dat ik bij de ouders moet gaan is ’t teken dat uw dochter niet lang meer zal wegblijven. Wij waren natuurlijk erg blij en ons Pake greep gauw naar zijn tabak om er een flink pijpken op te rooken. Uw briefje voor zijn verjaardag is voor ons Paken onbetaalbaar en zijn Monneke er bij zegt hij. Ons Bertje  was er van ontroerd toen ik hem voorlas. Suzanne Mellebeek heb ik dan terug geschreven om te zeggen dat u nog in Vorst waart en dat ge bij de eerste gelegenheid haar zoo voldoen. Nu gisteren avond kregen wij onverwachts het bezoek van die Juffrouw van Mechelen (nichtje Pastoor De Bie) die kwam ne keer kijken of ge nog niet vrij waart, ze is vrij gekomen in Augustus. Maar van u geraakt ze niet uitgepraat, ze vertelde ons, als ze u den eerste keer zag, hoe ze van u in bewondering stond. Simone met haar roze rokje, wit blouzeke en ’t wit schortje, en zegde ook dat ze de eerste dagen het zonder u het niet had kunnen volhouden. Ze wilde lang u al een brief schrijven. Zoo gauw ge naar huis komt moet ge haar iets laten weten en haar in Mechelen gaan bezoeken. Van Vilvoorde heeft ze liever niet meer te spreken ze kon er haar onmogelijk aanpassen. Nu gisteren was ’t feest in de sociaal school, en daar ze ook sociaal assistente geweest is had zij ook een uitnoodiging en daar ze dan in Brussel was is ze ons komen opzoeken. Het is een heel voornaam meisje. Ik heb voor ze weg ging de geschilderde photo van ons Bertje laten zien, toen ik mee met haar naar de tram ging, ontmoetten wij Mr. Raskin die ook naar dat feest geweest was, en stelde haar voor, en sprak nog wat van ’t feest./
Daarna bij ’t weggaan heeft ze u veel groeten gedaan. In de week zag ik Mr. Galle en deed u ook veel groeten. Verleden donderdag was het ook de verjaringsmis voor Gonne. Verleden zondag hebben wij ons Pake zijn verjaardag geviert (sic) met een goei taart in de namiddag. Gaby, tante Mia en Popolleke waren van de partij, diezelfde dag is Prosper v. Gramberen met zijn vrouw (Maria Roelants) komen goedendag zeggen. Ons Pake vertelt aan Popolleke altijd van ’t spookkasteel (zooals aan ons toen we klein waren) In de week reed Pake er mee naar Jef Tryphon en toen ze met de tram langs de St Gudulle (nvdr =kathedraal Sint-Michiel en Sint Goedele, Brussel) kwamen, zegde Popolleke hard op in de tram “Pake Wolfs is dat nu ’t spookkasteel”. Eenige dagen vroeger zegde hij ’t zelfde aan Gaby. Alle dagen wilt hij weg naar de statie omdat Simone van Parijs komt. Nu mondelings kunnen wij vrijdag nog veel meer vertellen, en hoop ’t laatste bezoek! Beste zusje ik eindig met veel dikke kusjes

Van Pake en Make en bijzonder van de oudste uit de drieluik.

Finneke


(Sim aan Bert)

Vorst, 27ste october 1947.

(maandag)

Beste Bert,

‘k Zend je onder omslag het gevraagde. Je kan zelf oordelen, misschien schaven waar het hoort. Uit Vilvoorde kreeg ik eveneens bericht om bijdragen te zenden voor hun blad “Opbouw”. Ken je het?

Proficiat met de uitslag in ’t beroep. ‘k Hoop dat onze oudjes je eveneens tegen Kerstavond mogen verwachten! Dan wordt ook voor ons alles weer goed!
Hartelijk omhelste je

Je kleinste Zus

Sim


Vorst, de 28ste October 1947

(dinsdag)

(Sim aan: )

Lieve Ouders en Zusje,

Zo even stuurde ik ’n paar bijdragen naar ons Bertje. ‘k Hoop dat hij tevreden zal zijn. Hoe vonden jullie hem vorige donderdag? ‘k Veronderstel dat hij ogenblikkelijk de nodige formaliteiten nakwam, zo kan het voor hem ook nog slechts een kwestie van weken worden, want ik hoop dat hij zich niet laat gezeggen en beloven zoals het in mijn geval gebeurde, en liefst langs administratieve weg tot een uitslag komt – het duurt misschien langer maar het is zekerder en spaart wekenlange illusies.

Morgen verwacht ik finnekes brief. Om de formulieren die jullie voor vrijdag moeten toekomen verstuur ik dit briefje vandaag nog.

‘k Ben blij dat het weer bijna bezoekdag is, mocht het nou ‘ns eindelijk de laatste/
zijn want anders zou het stillekensaan te koud worden voor ons vaderke, en als hij bij het bezoek ontbreekt is de leemte te groot! Van gisteren hebben we vuur in de cel het is nog zo eens gezellig. Misschien komt de mama, met het dochtertje van de mevrouw in mijn cel, toekomende vrijdag voormiddag tot bij jullie. In de namiddag komen ze ook op bezoek.

Lieve Ouders en Finneke ‘k omhels jullie heel innig, maakt mijn beste groeten over aan de Fam Bijvoet en de kenissen (sic)
Heel hartelijk.
Sim


Schaarbeek, 9-11- 47

Zondag namiddag

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Lief zusje!

Ik hoop dat dit nu mijn laatste briefje mag zijn. Dezen morgen ontvingen we reeds uw briefje. Ons Pake had er toch zoo’n vreugd van, bijzonder als hij ’t las over ’t kaartspel. Nu zitten ons menskens onder in ’t voorplaatsken en hebben er het gezelschap van Popolleken die is tegenwoordig meer hier dan in Linthout. Het is bijzonder de groote vriend van Pake Wolfs, terwijl ik hier schrijf hoor ik ons Make schaterlachen ge weet wel op haar manier, naar ik tot hier toe kan hooren is ’t St. Niklaas dat ze spelen. In de week moest ik er ook eens goed om lachen, Pake Wolfs was St. Niklaas (Siklaas zegt Popolleke) en hij zelf Zwarte Piet. Ons Ma en ik heel devoot op ons knieën als St. Niklaas binnen kwam maar op een gegeven moment vloog zwarte Piet op Pake Wolfs om hem te slaan. Ons Pake schoot in zijne lach en zegde “nu wordt het straf nu krijgt St. Niklaas slaag van Zwarte Piet”. Alle dagen spreekt hij van Parijs, en van Albert in de Congo. In de week belde Mme. De Fraine op om achter wat nieuws, die tracht ook om u terug te zien. Vandaag moet ik absoluut van Pake u 500fr. opsturen want hij wil niet zegt hij dat ons Monneke daar buiten komt met een plat portemonaieken! Ons Bertje was donderdag weer buitengewoon, nu is hij waarlijk echt kontent en nog meer als zijn jongste zusje hem zal gaan bezoeken. Uw copij heeft hij ontvangen maar de gedichten hadt (sic) hij liever wat meer verzorgd, nu kritiek moet hij toch altijd uitoefenen. Deze week is ook alles geregeld met de Castelberg en Symons, wij hebben het aan Albert vertelt (sic) en hij vond het ook niet overdreven. Nu is Pake gerust dat dit ook achter den rug is. Nu nog de thuiskomst van ons Monneke en dan ons Bertje en alles is in orde. Gaby komt juist binnen om Popolleke te halen, maar eerst moet Popolleke nog eens laten zien hoe hij met Pake Wolfs kan dansen terwijl de radio speelt./
Maandagmorgen: Gisterenavond was ik bij Gaby en terwijl de klein mannen aan ’t bidden waren op hun knieën gooide St. Niklaas bollen langs de deur dat was daar een leven bijzonder van Popol en Jackie. Ons Pake is nu onder en maakt de kachel aan. Ik brei voor ’t oogenblik een vest en ’t is bijna af, ’t is een goei warm voor de koude dagen, als het u aanstaat moogt ge ze natuurlijk dragen. Ons Monneke blijft toch altijd ons kleinste bedorven kindje. Meer nieuws heb ik niet en eindig in de hoop dat deze week bij Gaby het telefoontje mag rinkelen en tot vrijdag.

Heel veel innigs van uw Pake, Make en Finneke.


Schaarbeek, 17 November ‘47

maandagavond

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Hier het beloofde briefje! Het bezoek verleden vrijdag voor ons drietjes was hartverscheurend. Als we u terug zien, is het alsof we zagen uw lief gezichtje van vroeger te Heverlee. Ons Pake tracht om u de beloofde schoentjes te kunnen koopen. Wat zal het toch heerlijk zijn bij uw thuiskomst! Op de Chaussée waren ze ook erg lief, die menschen worden daar ook bijna gek, bij de gedachte dat ge daar gaat binnenkomen. Wij hebben daar nog gezellig rond de koffietafel gezeten en dan naar huis met ons hartje vol blije hoop! Zaterdag alles schoon gemaakt. Pake weg met Popolleke naar de stad boodschappen doen, na de middag zitten wij hier gezellig bij ’t kachelken en wij hebben het bezoek van Ivonne met haar klein Denis, ze is hier wat gebleven en de kleine loopt al flink weg, het is een heel lief manneken. Ivonne tracht ook om u te zien. Daarna heb ik haar tot bijna bij haar thuis langs ’t veld terug gebracht. Zondag, gisteren dus was ik geïnviteert (sic) bij Gaby op souper haar nicht uit Antwerpen met haar verloofde kwamen op bezoek, en daarmee waren de vrienden van den huize, Mr. Raskin en ik van de partij. Gaby had een vrouw om te tafel op te dienen. Ik had voor die gelegenheid mijn blauw kleedje weer eens aangetrokken. Ik heb Mr. Raskin ook nog moeten feliciteren met zijn benoeming als ridder in de Leopoldsorde ik had het in ’t dagblad gelezen. Daarmee was een goeie zondag achter de rug. Morgen dinsdag/
bel ik de vriend van ons Bertje weer eens op. Nu ga ik eindigen want wij moeten met ons drietjes naar Gaby om ons Pake van een goeie borrel te laten genieten. Zij tracht ook erg naar uw terugkomst, want binnenkort is ’t St. Niklaas en dan kunnen we samen weer die blije kindergezichtjes zien. Tot ziens of tot schrijvend.

Heel veel liefs van uw

Pake, Make en Finneke


Vorst, 19de November 1947

(woensdag)

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,

In afwachting dat jullie briefje onder de grijze grendeldeur schuift begin ik reeds m’n briefje! ‘k Hoop dat jullie vorige vrijdag weer in de beste condities van ’t bezoek huiswaarts keerde. ‘k Verwacht natuurlijk zó ongeduldig het uur der bevrijding, ‘k zie reeds hoe ‘k bij Tata telefoneer naar Mw Bijvoet en de stormloop voor de rinkelende bel. Maar ‘k heb reeds over ’t feit nagedacht: hoe langer ik het hier uit hoe korter wordt daarbuiten de verwachtingstijd op ons Bertje. Zie reeds één maand is hij voorbij het beroep. Wat zegt Pake van Mr. Van Dieren? Hij mag stellig van “kronen” spreken. Laat staan “bloemen”. Voor zijn vrijspraak moest ie toch twee jaren boeten. “O Tempora… O Mores!” –

‘k Heb woensdag geen brief ontvangen dat is dus een week uitgesteld. Vandaag, zondag. Heel zacht weer buiten. ‘k Ben blij voor ons Pake want ‘k denk op het bezoek en indien het te ijzig is mag hij absoluut niet buiten komen. Morgen ga ik hier naar de specialist voor nierziekten. Het is een flink dokter en daar ik hier dus ogenblikkelijk gelegenheid heb wil ik niet langer wachten het kan met die beloofde invrijheidsstelling nog ’n tijd aanlopen, nu die manifestatie van vorige zondag zo’n strenge weerslag op moeder Justitia schijnt te hebben. Indien Finneke nog een poging wil wagen leg dan nadruk op het feit dat ik in de loop der maand december 2/3 mijner straf heb uitgezeten.

Hierbijgevoegd de formulieren. Zusje moet geen laken noch peluw medebrengen ‘k kan nog veertien dagen voort, noch zakdoeken noch kousen, ‘k ben goed voorzien. Breng een tafelkleed mede eentje dat ik bij m’n mogelijke afreis in de cel kan achterlaten voor m’n moedig celgenootje. Het ruiten tafelkleed/
geef ik jullie vrijdag weer mede. Een tube Tho-Radia nachtcrème (de groene tube). Hierbijgevoegd twee fotos’kes van de cel. In twee tegenovergestelde richtingen in de lengte. De twee vlaktes in de breedte moet ik jullie niet tekenen: grendelgrijze deur en tralieraampje kennen nr. 326 en 309 nog voldoende he! Zoals je zien kan hebben we het zo schapelijk (sic) mogelijk gemaakt. Natuurlijk volstaat het niet om een gezellig keukentje te vergeten! Eens komt de blijde dag!…

Veel lieve Groeten aan de kenissen  en voor jullie ’n karrevracht kussen van
Simmeke


(Sim aan Bert)

Levet Scone!

(Vorst)

Woensdagavond, 26ste November 1947

M’n grote broer,

Vandaag gleed, naast een brief van ons Finneke, jouw schrijven onder de grijze grendeldeur door . Een verrassing na zo’n lange tijd. We mogen hier ook om de weekschrijven dat treft dus heerlijk. ’s Woensdags bij de briefuitdeling worden dat weer ogenblikken van eigen geluk! Ja, natuurlijk verlang ik reeds zo lang op dat speciaal bezoek zonder dat akelige scherm er voor. Ons Finneke weet me telkens bij ’t bezoek met een berg van ontegensprekelijke motieven te overreden dat het eindelijk de laatste keer is tot ze met hun drietjes naar Vorst komen, en wanneer ik weer in m’n celleke kom ben ik er zelfs van overtuigd. Je begrijpt dat ik de laatste tijd wat zenuwachtig werd. Maar goddank zou ik er geen dag kunnen uithalen dat er heimwee bovendreef. Wat wil je spijts alles zijn we toch zó bevoordeligd geweest. Wanneer ik al het dieper wee van oudere en jongere moederkes rond me zie vraag ik me soms af waaraan ik mijn zachter lot heb verdiend. De dagen wentelen ongewoon snel voorbij. Toekomende schrijd ik over de 2/3 der straf of 16m. een kleinigheidje naast je imposante 30m.! Je mag me eerlijk geloven dat ik graag m’n maandekes nog uitzitten wil ware het om je naar huis te sturen naar het nieuwe huis en het nieuwe belovende leven voor jou. Zó is deze tijd achter slot en grendel toch niet nutteloos geweest want ‘k moet het soms bekennen – onnoemelijk veel hebben we van dit leven geleerd meer dan ’n hogeschoollopen vermocht te bieden aan rijpere levenservaring!  En zal je je eigen kennis aan de mijne eens meten van het ijverige souderen (nvdr = solderen met lood) in de fabriekszaligertijd tot het geknipte telefonistje! ‘k Wou je vragen of ik ooit je een Engels woordenboek afgaf. Moest je het voorlopig niet gebruiken stuur je het me over! ‘k Las hier reeds ’n menigte Engelse werken. Jammer heb ik geen studieboeken hier en ‘k vermoed dat jij daar zo ongeveer in ’n kleine biblio-/
theek moet zitten. Je bent ’n heel strenge criticus, hemel wacht tot ik je verzen in het Decembernummer nakijk! In plaats van ne mens ne riem onder ’t hart te schuiven! En de novelle? Ons Finneke zegt me soms bij ‘t bezoek: “Onze Bert dat weurd e serieus manneke”, en ons Ma zei me, in de tijd der Ronde v. Frankrijk, wanner er een kwartier met Pa over de kansen der favorieten gepalaverd werd, “moest onze Bert dat horen hij zei nog dat Sim zich met ernstiger werk moest bezig houden”. Wel ‘k moet je eerlijk bekennen dat het in m’n vingers gejeukt heeft, maar moest Impanis, die stoere Bretoense Robie voorbijgeschoten  zijn ‘k had stellig een “ode” aan K.V. Wijnendaele (nvdr: = pionier van de Vlaamse sportjournalistiek) gestuurd.  Enfin sinds ik van Nieuwsblad verwisselde ben ik dan ook wat verbeterd. Maar met ons Pake zal ik toch geen interessante demonstratie laten voorbijgaan, dat werd tussen ons beloofd! ‘k Las in het nummer “Klik” November de insinuatie op je dichterslier en oude straatjes, dat laatste begrijpen we niet. We vinden dat de kalender de naam der Sinten mocht vermelden! Zo weten we niet wanneer de H. Albert valt. We zitten hier re wedden op 15-25-27 Nov. En ‘k moet je toch een splinternieuw feest wensen! We zitten hier nog steeds met ons tweetjes. De telefoon rinkelt huiselijk. ’t Is bedtijd… En in de hoop op een volgend briefke sluit ik met ’n vracht innigs voor jou en de kenissen der grote familie.
Je Sim


Schaarbeek, 29 November ‘47

zaterdagavond

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Mijn lief zusje!

Na het bezoek van verleden vrijdag zijn we nog erger om ons Simmeke gaan trachten. Uw lief gezichtje doet ons zoo erg terugdenken aan den tijd als we u in Heverlee kwamen bezoeken, of beter nog als oudere zus zoo vaak mee naar dokter moest. En toen we langs de venster Trees voorbijkwam. En de reisjes met het poepa trammeke voor het, met zoo weinig tevreden Finneke. Ik herinner  me nog de dagen als ik met de hevigste tandpijn van tandarts kwam, en dan nog naar ons Simmeke om haar te begeleiden. Ons Pake en Make zitten hier bij het kachelken, en maken weer ontelbare luchtkasteelen. Ik hoor hen daar juist nog zeggen, als ze nu thuis komt met die koude dagen zullen we voor dat kind eens goed zorgen, een goed warm kachelken enz… enz. Maandag moet ik absoluut voor u een nieuw en warm kleedje maken. Ik maak maar voor u wat langer en daarbij de mode is langer. Dus daar ga ik dees dagen eens flink mijn best aan doen. Gisteren avond is Jef Triphon weer komen kaarten. Het trekken van zijn oogen ’t is just ne cinema. Ik zijn vandaag naar Hilda geweest, die tracht ook zoo om u terug te zien. Zondagavond – Dezen namiddag zijn ik met Gaby naar Cinema geweest “Les plus belles jours de notre vie” gaan zien (nvdr Amerikaanse film uit 1946, die 7 Oscars won! – nagesynchroniseerd in Frans) en nu tot 11 uur bij Gaby geweest met Pake en Make die hebben daar rami gespeeld met Tante Mia en Gaby, en ik heb vlijtig aan uw grijze pul gewerkt. Ik krijg dees week van ons Pake een paar warm stoffen en neemt er voor u dan ook. Want bij uw thuiskomst zullen wij ons Simmeke goed verzorgen want wij hebben hier al schoon plannen gemaakt. Ons Pake verheugd (sic) er zich op zijn Simmeke met die koude winterdagen goed naast hem bij ’t kachelken te houden, en warmkens de thuiskomst van ons Bertje te verwachten. Morgen ga ik de vriend van ons Bertje bezoeken. Want nu is ’t maandagmorgen geworden en ga gauw uw briefje posten. Ontvang heel veel liefs van ons allen en ook het beste aan uw moedig celgenootje.

Pake, Make en Finneke.


(Bert aan Sim)

(Klein Kasteeltje, Brussel)

31/11/47

(opmerking: november telt slechts 30 dagen, vermits Bert in deze brief spreekt van ‘zondagavond’ zal het om zondag 30 november gaan)

Mijn lief zusje,

Ik zal dus maar mijn veertiendaags briefje naar ons Simmeke schrijven. Dat treft nu werkelijk fijn hé, dat je nu ook iedere week mag schrijven, zo hebben wij toch regelmatig wat nieuws van elkaar. ’t Is hier nu zondag avond wij komen juist terug van de Vlaamse film “Baas Ganzendonk”. De film laat natuurlijk technisch heel wat te wensen, doch het is toch wel eens aangenaam iets in ’t Vlaams te horen. Verleden week was het een Amerikaanse kleurfilm. Ook hebben wij de aktualiteiten slechts met een paar weken vertraging. Je ziet dus Simmeke dat wij het nog niet zo slecht hebben.

Simmeke je hebt je eigenlijk vergist wanneer je dacht dat die Bert uit “Een Stille Kamer” op mij bedoelt (sic) was. Indien je toch wil weten wat ik schrijf dan moet je maar eens nalezen wat er over “De Smid” (?) wordt vertelt (sic). Vanaf januari verschijnt er een reeks artikels over… valt niet om hé… “Ere aan het Ambacht”. Je zult het misschien nogal redelijk straf vinden dat ik de schoonheid van het edele ambacht moet bezingen. Je ziet dat het nooit te laat is om zich te beteren. Jouw novelle verschijnt ook in ons Kerstnummer. Ik heb echter “Eleïsa” laten vallen omdat je novelle te lang was. Er blijft dus enkel “Inkeer” (1) als gedicht. Uw gedicht “Late Herfst” is op de bureau van Mr. Hanssen achter gelaten. Indien ge nog inspiratie moest hebben tracht om eens je gedichten wat korter te maken en bewerkt er wat meer ik heb de indruk dat je te weinig zelf kritiek hebt en niet graag iets terug doorschrapt. Indien je wil kan je wel wat presteren. Ik hoop dat wij heel vlug samen met letterkunde zullen kunnen samenwerken. Wij zitten nu in de grootstad en we zullen ervan profiteren om wat meer het cultuurleven ins ons land te volgen. Bij jou is het kwestie van aanpakken. Daarvoor zullen wij wel zorgen als wij weer eens zullen thuis zijn.. Ik had graag dit briefje heel ernstig geschreven. Nu moet ik mij haasten klaar te komen vóór het licht uitgaat. Morgen vroeg moet hij weg anders is hij niet voor woensdag bij je. Ik zit dus zoals je weet op het redactiebureel. Op ons kamer komen wij enkel om te eten en te slapen . Het is er heel warm en wij hebben het ons gezellig ingericht zodat wij de gevangenis niet zo erg meer voelen. Simonneke ik wens je een spoedige vrijstelling, onze oudjes verwachten je zo. Hou goeden moed. ‘k Ben juist op tijd het licht wordt uitgeschakeld.

Heel veel innigs.

Je Broer Bert         ik herlees niet!

(1) Het gedicht “Inkeer” en de odyssee over het zoeken naar het motto van dit gedicht kan je hier lezen.


Vorst, 3de December 1947

(woensdag)

(Sim aan: )

Lieve Ouders en Finneke,

Zo ben ik traagjes de 16de maand van m’n afzondering ingetreden en ‘k ben haast verwonderd hoe dit jaarke reeds ten einde spoedt. Het is waar wat ik onlangs las: “de dagen kruipen hier ongewoon langzaam voorbij, maar de weken gaan des te sneller”.

‘k Hoop dat Make en Finneke vrijdag goed en veilig terug bij ons Pake, achter z’n kacheltje, toegekomen zijn. Maar ze moesten vertellen, vertellen van zijn Simmeke. ‘k Heb dus een brief ontvangen van dat moedig Berreke, hij spreekt er in over ons Pake en hij is zó blij omdat ik dat vaderke ook zo goed begrijp. Jullie hadden m’n schrijven voor de verjaardag voorgelezen.

In het nummer van December verschijnt mijn novelle met een paar verzen van Broerlief en van mij. Hij zal jullie, veronderstel ik, een exemplaar sturen.

Vele groeten aan Tata, Pit en de ganse familie. Zeg hun dat ik ze bewonder om hun speurzin. Dat had ik van Tata wel verwacht. Ik hoop reeds bij hen binnen te stappen en ze blij te verrassen!

Finneke hier zijn de twee formulieren. Indien ge éen van je kleedjes brengt kan je ze dan niet wat verlengen? Ook een paar oude sportschoenen van je, (geen nieuwe je weet ‘k moet daar bij zijn). Met de hoge hakken kan ik niet op de wandeling doorstappen en de andere zijn totaal op. Ze hebben ook bijna een jaar dag op dag gedragen. Indien je echter denkt dat het de moeite niet meer loont is het niet nodig. Maar ‘k hou me liefst gelijk ons Bertje bij de realiteit. Toekomende Woensdag schrijf ik hem weer, vermits hij nou ook om de week een brief mag ontvangen.

Met de kleine gezondheid gaat het weer goed. ‘k Ben nou/
blij dat ik hier heb doorgebeten, zo is alles in orde voor ik buiten ben. Finneke je mag de golf of de pull-over meebrengen hoor. Schrijf me wat. Zo geef ik de chacard terug mede en ook het grijs rokje.

Beste groeten aan Mevr Bijvoet en de klein mannen. Komt Mr. en Mme. Zulma nog kaarten? Zeg tegen Jef dat ie z’n portemonaiken klaar houdt!! Weet ge nog Pake van die “schuppen zot”! Dat waren straffe toeren!

‘k Zie jullie op dit ogenblik in het voorplaatske zitten zoals vorig jaar. Bekijk maar ‘ns goed de twee foto’s op de schouw nog een klein tijdje en ze zijn er in levende lijve. ‘k Zie ons Pake met de fles al afkomen!! Maar misschien kan broerlief er niet meer tegen of heeft ons moederke bezwaren!

Eindig om de getelde regeltjes! –

’n stapel kussen van
Jullie
Simmeke

N/B. Finneke wil je wat geld opsturen voor de kantien!


Schaarbeek, 7-12-47

(zondag)

(links boven: Simone Wolfs Cel nr 2)

(Finneke aan Sim)

Beste zusje!

Hier ben ik weer met mijn briefje. Verleden week heb ik u ook éen geschreven. Ik ben volop bezig aan uw nieuw kleedje. Deze morgen is het St. Niklaas geweest bij Gaby, ’t was weer een leven hoor! Het voorste salon stond helemaal vol, Popoleke heeft een autoke dat hij zelf kan sturen. Leon een schoon vulpen, Jaak een mecano enz. “Guy een schoon footbal en dan hebben ze allen nog veel ontelbare zaken.” Heel goeie speculoos voor Pake Wolfs, Moederke, Finneke en Nonk Piet. Tante Mia een schoon slaapkleed enz. ik zelf had nog een schoon ecossain stof voor rokje. Dezen namiddag was Gaby en ik geïnviteerd bij Mr. Raskin, wij moesten gaan zien naar veranderingen in zijn huis gedaan. Hij heeft een schoon zitkamer laten maken, ’t was er lekker warm, goeie koffie en fijn gebak. Hij hoopt binnen kort u ook te kunnen ontvangen. Verleden vrijdag hadden wij het bezoek van Menonk Georges, Ivonne en klein Denis, deze laatste is een heel lief manneke, hij stamelt al veel woordjes. In de week was ik ook bij de vriend van onzen Albert, en alles staat heel gunstig, éen van de dagen komt toch de lang verwachte dag. Ons Bertje was verleden donderdag weer zooals altijd vol goeden moed maar hij tracht ongeduldig om u weer te zien. Dezen avond ga ik naar Gaby want de klein mannen hebben ook nog een afspraak om lichtbeelden te geven ook geschenk van St. Niklaas, zoo zullen zij ook de photos van de zee schoon vergroot zien.

Mijn lief zusje heb maar goeden moed het zal niet lang meer duren. Voor uw kleedje en golf zal ik goed zorgen voor vrijdag ik voeg hier in uw briefje een staaltje van uw kleed. Het zal goed warm zijn met lange mouwen. Indien u daarna liever korte mouwen hebt kan ik het nog veranderen vermits ik nog stof over heb. Nu ga ik eindigen met heel veel liefs,

Van uw Pake, Make en Finneke.

N.B. Ik heb u 500fr. gezonden


Vorst, de 17de December 1947

(woensdag)

(Sim aan: )

Beste Pake, Make en Finneke,

Vandaag ontving ik jullie schrijven reeds. ‘k Was blij hoor met Tine’s foto, immer dezelfde lustige Tinne! Wens haar ’n dikke proficiat van me ‘k tracht om haar Beatrijske te zien!

Nu ons Finneke moet ik ook om haar speciale prestatie’s gelukwensen. Werkelijk dat had ik van mijn zusje niet gedacht. De vest vindt iedereen hier beslist erg mooi. ‘k Versta nog niet waar je dat op zo’n korte tijd geleerd hebt! Het kleedje trok ik zondag reeds aan spijtig dat jullie me niet er in zien kunt. Ons Finneke zou echt fier zijn! ‘k Was natuurlijk heel blij met haar bezoek en indien het te koud is moeten ons twee menskes zich maar goed verzorgen achter ’t kacheltje, liefst beiden flink op dreef als de twee lastpakken huiswaarts keren. Zusje was echter te vlug weg ‘k stond nog een gans kwartiertje in m’n hokje te schilderen. ‘k Heb naar het Ministerie zelf geschreven en naar Mr. Blondeel, want ‘k vond die trage afhandeling eerder loens. Sequester-Rems is gisteren op bezoek geweest en wil met de heilige middelen overtuigen dat het me alle baat bij brengt mijn “portemonnaiken” uit te schudden. ‘k Heb hem gezegd dat ik daarvoor eerst hier buiten moet want met m’n 3 frankskes per dag telefoon ‘k kan ik er m’n leven aan verslijten. Bert zal misschien ook onlangs aan z’n deur horen kloppen.

‘k Denk op dat vent dat nu al ongeduldig op z’n bezoek van morgen denkt. ‘k Ben in gedachten bij jullie…dan. Hij zal wellicht telkens uitkijken of de wildzang (nvdr: = bijnaam die Sim soms ironisch zichzelf gaf als dichteres) er niet bij is. ‘k Ben gesteld op dat speciaal bezoek! Hebben jullie in het dagblad de Critieke zaak vernomen van Mr Defraine alias auditeur te Antwerpen. Wat zou ik Griet willen horen commenteren. Het ware beslist beter dat hij stillekens bij zijn rijmen gebleven was. Hoe een dubbeltje rolt. ‘k Zie hem nog met z’n Mies Blondé in de universiteitstijd. Eerlijk duurt toch langst al/
werd men nog zo’n eerbiedwaardige ambtenaar!

Finneke hier voeg ik de twee formulieren bij voor 2de kerstdag. ‘k Verzend ze nu goed op tijd hé? Jullie hebben vele groeten van Edmee hier naast me! ‘k Moet jullie schrijven dat ik ’s morgens tot 9 uur slecht gezind ben, en dat ze niet mag zeggen “dag Simmoneke” zó vroeg…”. Ze wil niet geloven dat het mijn aloud gebrek is en dat het een overschotje is uit mijn jonge tijd. ‘k Moet Finneke ook speciaal van haar feliciteren om haar brei en naaikunst. ‘k Vertelde daar straksjes nog ook wat zus’ calvarietocht was in de tijd dat ik passen moest en die mouwen niet gingen en Pa einde raad zeggen moest “Finneke doe niet langer voort voor dat stout ‘snotjonk’..” Wat was dat ’n zalige tijd. En die scène uit “Mon entrée dans le monde…”.

Hebben jullie nog van Germaine wat vernomen? Vele groeten aan de Familie Bijvoet, Tante Mia en Mr. Raskin. De kaartspelers niet vergeten! Jef, Mr. En Mme. Zulma.

‘k Omhels jullie goeien nacht daar in ’t voorplaatske waar jullie gezellig zitten te praten over wie anders dan over dat moedig Berreke en het kleinste jongske

Sim


(Ongedateerde brief, maar waarschijnlijk kort voor de vrijlating van Sim, gezien de inhoud, zou dus dinsdagavond 23 december 1947 kunnen zijn)

Vorst dinsdagavond.

(Sim aan: )

Beste Ouders en Finneke,

Volgens de advocaat verwacht ik deze wek vrij te komen, maar ‘k zal toch de formulieren opzenden men kan niet weten.
‘k Mag eigenlijk niet schrijven, dus eindig ik vlug. ‘k Voem me als voor ’n groote feestdag!

Vele kusjes

Jullie verlangend

Simmeke


Opmerking: op 24 december 1947, dag voor Kerstmis wordt Sim vrijgelaten = “voorwaardelijke invrijheidsstelling”, volgende brief schreef ze, in vrijheid thuis, de dag erna aan Bert)


(Sim aan Bert)

(links bovenaan in handschrift Finneke: )

Albert Wolfs

Nr. 110/440

(nvdr: de brief is erg versleten en hier en daar gescheurd en bevlekt, vanwege het vele lezen, gezien de inhoud!)

(donderdag)

Brussel Kerstdag 1947

M’n innig beste Bertje,

Het begin van m’n briefje dat ik je gisteren nog in m’n celleke schreef ligt naast me. Wat is er binnen de laatste 24u ’n boel zaken gebeurd! Gisteren om drie uur bekwam ik je teer schrijven, de cel zat vol kerststemming en je schrijven bracht de eerste vredige wens. Te 5 uur werd ik geroepen bij de Hr. Directeur hij vroeg me of ik de komende kerstdagen thuis wou doorbrengen… een half uurtje later stapte ik buiten en de zware grendeldeur viel eindelijk achter me dicht. Tata was per taxi aangekomen. Finneke en Popol wachtten me op de Chaussée. En te 7 uur drukte ik onze oudjes in m’n armen. Wat ’n heerlijkheid. Je wenste me m’n schoonste Kerstfeest… (1) Het was hier ’s avonds tafeltje rond en de fles werd afgetrokken. Je kan denken dat er van slapen niet veel in huis kwam. Ons beste Pake was zo ontroerd en ons Make moest maar vertellen. Het bed was ik niet meer gewoon en ons Finneke moest me inlichten over al haar wederwaardigheden amoureuze en andere. Mw Bijvoet en familie Mr. Raskin waren reeds gisteren hier. Vandaag kwam Yvonne met ’n geurende ruiker bloemen en een Kerstgebak. ‘k Heb iedereen van de eerste dag nog niet verwittigd ‘k moet wat rustig in ons nestje kunnen uitpraten. Toekomende donderdag kan ik je eindelijk bezoeken dat het ook naar de laatste keren mogen gaan.

De oudjes zijn gek van vreugde hemel wat gaat het zijn als je gaat keren. ‘k Durf haast aan de onstuimigheid niet denken. ‘k Bereid hen voor en maak je teugkeer klaar. ‘k Verlang zo je blije gezicht achter de draad te ontwaren. Wanneer ontving je het telegram?
(Finneke vervolgt: )

Lief Bertje nu ga ik maar wat verder schrijven. Wij zijn hier allen/
zeer blij dat kunt ge wel denken zoo onverwachts op Kerstavond. Ik had vandaag uw vriend nog opgebeld en hij heeft het schrijven ontvangen en ik moest u zeggen dat ge geen tweede genadeverzoek moest doen, en het overige vertel ik u wel donderdag. Dezen avond zijn we geïnviteerd bij Mw Bijvoet. Uw schoon briefje kwam hier deze morgen aan. Pake en Make zijn in de wolken met hun Simmeke! En weten nu dat gij grootelijks deelt in de vreugde. Nu ga ik eindigen met heel veel innigs van uw

Pake, Make, Simmeke en Finneke.

N.B. Leon zijn zaak is weeral uitgesteld.

(1) zie het verhaal dat Sim schreef tijdens haar internering en dat zou gepubliceerd worden in het “gevangenis tijdschrift”.